15.4 CAVITATIE
Zoals bekend, is cavitatie een vernietigende fenomeen voor de pompen, dat
optreedt wanneer het opgezogen water wordt omgezet in stoom aan de
binnenkant van de pomp. De EVMSN-pompen, voorzien van interne hydraulische
delen in roestvast staal, hebben daar minder last van dan andere pompen
uitgevoerd met minder kostbare materialen, maar ze kunnen hoe dan ook de
schade die door de cavitatie wordt veroorzaakt, niet ontlopen.
Het is daarom nodig de pompen te installeren met inachtneming van de fysieke
wetten en de regels m.b.t. de vloeistoffen en de pompen zelf.
Hier vermelden wij alleen de praktische bevindingen van bovengenoemde regels
en fysieke wetten.
In standaard omgevingscondities (15°C, en op zeeniveau) wordt het water
omgezet in stoom, wanneer de drukvermindering 10,33 m overschrijdt; 10,33 m is
dus theoretisch de maximum aanzuighoogte van het water. De EVMSN-pompen,
zoals alle centrifugaalpompen, zijn niet in staat gebruik te maken van de
complete theoretische aanzuighoogte, door een intern verlies dat zij lijden -
genoemd NPSHr – dat moet worden afgetrokken. Het theoretisch zuigvermogen
van iedere EVMSN-pomp is dus 10,33 m min de bijbehorende NPSHr op de in
overweging genomen werkplek.
De NPSHr is af te leiden van de curven in de catalogus en hiermee moet reeds
tijdens de selectiefase van de pomp rekening worden gehouden.
Wanneer het gaat om een pomp waarbij het vloeistofniveau hoger ligt dan de
pomp, of om een pomp die koud water moet opzuigen vanaf 1 of 2 m met een
korte leiding of met één of twee grote bochten, kan de NPSHr worden
verwaarloosd. Er dient destemeer rekening te worden gehouden met de NPSHr,
naarmate de installatie moeilijker is. De installatie wordt moeilijk wanneer:
a) Het hoogteverschil voor het opzuigen groot is;
b) De zuigleiding lang is en/of veel bochten heeft en/of meerdere kleppen heeft
(grote weerstandsverliezen bij het aanzuigen);
c) De voetklep een aanzienlijk weerstandsverlies vertoont (grote
weerstandsverliezen bij het aanzuigen);
d) De pomp wordt gebuikt met een debiet dat in de buurt ligt van het
maximumdebiet aangegeven op het plaatje (de NPSHr stijgt als het debiet
stijgt en daarmee de maximale productiviteit overschrijdt);
e) De temperatuur van het water hoog is (bij 80-85°C is het al waarschijnlijk dat
het vloeistofniveau hoger moet liggen dan de pomp);
f) De ligging hoog is (plaatsen in de bergen).
15.5 PLAATSING VERANKERINGSGATEN
Model
EVMSN3
EVMSN5
EVMSN10
libretto_EBARA_313_nuovo.indd 7
libretto_EBARA_313_nuovo.indd 7
D
A
B
mm
mm
mm
100
180
12
130
215
15.6 VOORSCHRIFTEN VOOR EEN CORRECTE WERKING VAN DE
ELEKTRISCHE POMPEN EVMSN (FIG. 1 GOED - FIG. 2 FOUTIEF)
FIG.1
Goede onderdompeling
A
Positieve helling
B
C
Bocht met wijde straal
Leidingen met onafhankelijke steunen
D
Diameter zuigleiding ≥ diameter opening van de pomp
E
F
Excentrische reducties
FIG.2
Onvoldoende onderdompeling
A
Negatieve helling, vorming luchtzakken
B
C
Scherpe bocht, weerstandsverlies
Diameter leiding < diameter opening van de pomp, weerstandsverlies
D
NL
6-02-2009 9:30:36
6-02-2009 9:30:36
55