Generatormodus
Als alternatief kan het apparaat ook op een
stroomaggregaat worden aangesloten. Let hier-
bij op het volgende:
– Als u het volledige vermogensgebied van
het lasapparaat wilt kunnen benutten, moet
het uitgangsvermogen van het aggregaat
minstens het uitgangsvermogen van het la-
sapparaat hebben (zie technische gegevens).
– Als het aggregaat wordt overbelast, kan een
puls bij de vlamboog ontstaan of de vlam-
boog worden afgebroken.
Verlengkabels van netkabels
Gebruik alleen foutloze verlengkabels voor
netkabels die voldoen aan de aangegeven be-
veiliging.
Opgerolde kabels kunnen sterk verhit raken.
Rol de verlengkabel daarom altijd volledig af.
Bij gebruik van zeer lange verlengkabels voor
netkabels kan de netspanning bij het apparaat
zo ver dalen dat het lasvermogen daalt. Maak de
verlengkabels korter en/of gebruik verlengkabels
met een grotere kabeldoorsnede.
13.4 Lasproces 'Elektrode'
Elektrodelaskabel aansluiten
Sluit de elektrodelaskabel aan op de aansluitbus
min 4 of plus 3 en zet de kabel vast door deze
rechtsom te draaien.
Let bij de keuze van een geschikte
i
staafelektrode op de instructies van de
fabrikant. De doorsnede van de elek-
trode is afhankelijk van de dikte van het
te lassen materiaal.
Elektrodelassen met positieve (+) elektrode:
 Sluit de elektrodehouder aan op de pluspool 3
van het apparaat en zet deze vast door de stek-
ker naar rechts te draaien.
Elektrodelassen met negatieve (-) elektrode:
 Sluit de elektrodehouder aan op de minpool 4
van het apparaat en zet deze vast door de stek-
ker naar rechts te draaien.
 Druk op de hendel op de handgreep van de
elektrodehouder. Klem een elektrode met het
blanke uiteinde in de houder vast. Let hierbij op
- 66 -
de inkervingen op de binnenkant van de beide
kaken.
13.5 Lasproces 'TIG'
i
Elektrode plaatsen
 Draai spankap 55 los.
 Trek elektrode 54 uit spanhuls 53.
 Slijp elektrode 54.
 Schuif elektrode 54 in spanhuls 53.
 Plaats elektrode 54 in de toorts en schroef
spankap 55 vast.
i
Spanhuls 53, spanhulshuis 51 en elektrode 54
moeten dezelfde diameter hebben.
Gasmondstuk 50 moet op de elektrodediame-
ter worden afgestemd.
TIG-toorts aansluiten
 Sluit de TIG-toorts 58 aan op de minpool 4 en
zet deze vast door deze rechtsom te draaien.
Beschermgasfles aansluiten
 Zet beschermgasfles 60 vast, bijvoorbeeld met
een borgketting.
 Open gasflesklep 61 verschillende malen kort
om eventueel aanwezige vuildeeltjes weg te
blazen.
 Sluit drukregelaar 64 op beschermgasfles 60
aan.
 Schroef slang 65 voor het beschermgas op
drukregelaar 64 en open gasflesklep 61.
 Open gasklep 56 bij de TIG-klepbrander.
9 Het beschermgas stroomt eruit.
909.4119.9-02
Vóór de inbedrijfstelling
Voor TIG-lassen hebt u voor dit appa-
raat een TIG-klepbrander (type LTV)
nodig.
IV
Spanhulshuis 51 en gasmondstuk 50
niet demonteren.
Bij het ombouwen van de toorts naar
een andere elektrodediameter dient
op het volgende te worden gelet.
[V]
VI
07.19