All manuals and user guides at all-guides.com
NL
Als u de kabels niet in de goede volgor-
de aansluit of losmaakt, kan er kortslu-
iting ontstaan en kan de accu
beschadigd raken.
Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
namo en de accu beschadigd.
Zet de kabels stevig vast. Losse kabels
kunnen brand veroorzaken.
De accu moet altijd aangesloten zijn als
u de motor wilt laten lopen. Anders
kunnen de dynamo en het elektrische
systeem beschadigd raken.
Als de accu is teruggeplaatst, installeert u de ben-
zinetank als volgt:
Controleer of de benzineslang niet klem
zit tegen de hydraulische pomp en deze
niet aanraakt. De hydraulische pomp
wordt zeer warm tijdens gebruik.
Brandgevaar.
1. Plaats de benzinetank op de bevestiging. Zorg
dat de benzineslang de hydraulische pomp niet
aanraakt.
2. Installeer de klemmen en draai de vleugelmoe-
ren vast (4:O).
2.5 Zitting, afb. 6
1. Verwijder de volgende onderdelen van de zit-
tinghouder:
• 4 moeren (voor transportvergrendeling, niet
gebruikt).
• 4 schroeven.
• 4 borstringen.
2. Plaats de zitting op de zittinghouder.
3. Draai de borstringen op de schroeven.
4. Plaats de schroeven met de borstringen door de
gaten in de zittinghouder en de openingen in de
zittingplaat. Schroef de zitting vast.
Aanhaalmoment: 9±1,7 Nm.
Als het aanhaalmoment groter dan
9±1,7 Nm is, raakt de zitting bescha-
digd.
5. Zorg dat de zitting eenvoudig in de gaten van de
houder valt.
De zitting kan worden opgeklapt. Als de machine
buiten in de regen staat, klapt u de zitting naar vo-
ren zodat het kussen niet nat wordt.
2.6 Armsteunen (Pro20, Pro25, Pro
Svan)
De armsteunen en de montageonderdelen worden
in een aparte doos geleverd. Zo gaat u te werk:
1. Monteer het linker- en rechterbevestigingspunt
op de zitting. Gebruik aan weerszijden 3 schro-
even (8:Q).
2. Bevestig de armsteunen met schroeven (9:R),
moeren (9:S en ringen (9:T).
20
NEDERLANDS
3. Draai de schroeven zo aan dat de armsteunen
makkelijk omhoog en omlaag gebracht kunnen
worden.
2.7 Stuurwiel
Voor een minimale speling van de stuurkolom
moeten de afstandsringen (10:B) en/of (10:C) als
volgt tussen de stuurkolombus en de -houder wor-
den geplaatst.
1. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom en
zet de bus vast door de spanstift (10:A) er voor
ongeveer 1/3 in te steken.
2. Trek de bus en de stuurkolom omhoog.
3. Controleer aan de buitenkant of er geen sluitrin-
gen, de sluitring van 0,5 mm, de sluitring van
1,0 mm of beide sluitringen in het gat kunnen
worden geplaatst. Forceer de ring(en) niet, er
moet een klein beetje speling zijn.
4. Trek de splitpen eruit en maak de stuurkolom-
bus open.
5. Plaats de ring(en) volgens punt 3 hierboven.
6. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom en
vergrendel deze door de spanstift er volledig in
te steken. Zorg dat deze pen geborgd is.
2.8 Trekplaat
Plaats de trekplaat (11:I) aan de achterzijde van de
machine.
Gebruik de schroeven en moeren (1:J, H).
Aanhaalmoment: 22 Nm.
2.9 Bandenspanning
Controleer de bandenspanning. De juiste waarden
zijn:
Voor: 0,6 bar (9 psi).
Achter: 0,4 bar (6 psi)
2.10Snelsluitingen
De snelsluitingen en installatie-instructies worden
in een aparte doos geleverd.
Monteer de snelsluitingen op de voorste assen van
de machine.
2.11Accessoires
Voor de montage van accessoires kijkt u in de apar-
te montagehandleiding die bij iedere accessoire
wordt geleverd.
Opmerking: Het maaidek is als accessoire lever-
baar.