5.2
Montage en installatie
Lees dit hoofdstuk volledig door, voordat u met de installatie begint.
De montage van de universele actor dient uitsluitend te worden uit-
gevoerd door een elektromonteur!
De laststroomkring moet beveiligd zijn met een installatieautomaat
volgens EN 60898-1 (karakteristiek B of C, max. 16 A nominale
stroom, min. 6 kA afschakelvermogen, energiebegrenzingsklasse 3).
Waarborg dat op de gewenste montageplaats geen leidingen verlopen!
Ga als volgt te werk voor de montage van de universele actor in een ver-
laagd plafond of een wand:
•
Positioneer de universele actor op de gewenste montageplaats.
•
Markeer de boorpunten met behulp van de openingen in de be-
vestigingslippen (B).
•
Selecteer de bijpassende schroeven en pluggen.
•
Boor de gaten overeenkomstig de schroefmaat en plaats de
pluggen.
•
U kunt de universele actor nu via de bevestigingslippen monteren
met behulp van de schroeven (zie afbeelding 2).
•
Schakel de hoofdzekering uit (zie afbeelding 3).
Ga als volgt te werk voor de installatie van de universele actor in een ver-
laagd plafond of een wand:
•
Schakel de stroomverdeler vrij.
•
Dek eventueel spanningvoerende onderdelen af (zie '2 Gevaren-
aanduidingen' op pagina 93).
•
Selecteer de passende variant van de analoge uitgang voor het
telkens te besturen apparaat.
Voor een verlichting geldt over het algemeen de 1-10V-interface (H).
•
•
Voor andere bereiken, zoals bijv. de koeling, geldt de 0-10V-in-
terface (G).
Inbedrijfstelling
99