WAARSCHUWING
Verwijder tijdens het schoonmaken
van de snijgroep mensen en dieren
uit het omliggende gebied .
a. Reiniging van de binnenkant
LET OP
Het wassen van de binnenkant van de maai-
inrichting en het uitwerpkanaal moet worden
uitgevoerd met de opvangzak gemonteerd en
met de mulching dop erin (indien aanwezig) of
met de achterste aflaatbescherming gemonteerd.
1. Plaats de machine op een vlakke
oppervlakte en met stevige vloer.
2. Sluit een waterleiding (Afb. 23.A) aan op
een van de twee specifieke verbindingen
(afb. 23.B) en activeer het water.
3. Ga op de bestuurdersstoel
zitten en start de machine.
4. Laat de maai-inrichting helemaal zakken
en koppel de maai-inrichtingen.
5. Laat het water enkele minuten
stromen en stop de machine.
6. Draai het water dicht en koppel de
leiding los van de verbinding.
7. Herhaal de procedure voor
de andere verbinding.
b. Reiniging van de buitenkant
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
Op de bovenkant van de maaigroep mogen
zich geen afval en droge grasresten ophopen
om de doeltreffendheid en de veiligheid van
de machine op maximaal niveau te houden.
Voor de reiniging van de bovenkant
van de maaigroep:
• stel de maaigroep helemaal laag;
• blaas het bovenste deel van de groep
(Afb. 23.C) uit met een persluchtstraal.
8.3.5 Reiniging van de ventilatiefilters
van de accu
Het is jaarlijks nodig om de ventilatiefilters van
de accu te reinigen, door als volgt te handelen:
1. Open de klep (Afb. 20.A) van de accuzitting:
2. verwijder de bevestigingsringen
(Afb. 21.B) van de ventilatiefilter.
3. verwijder de ventilatiefilter (Afb. 22.C)
van de klep van de accuzitting,
en reinig met perslucht.
4. Plaats vervolgens de filter terug
in de klep, en zet het vast met de
specifieke bevestigingsringen.
OPMERKING
Voer de handelingen uit op beide
kanten van de machine.
8.4 SMERING
Object
Snijgroep
Smeer de hijspunten
met olie (Afb. 24).
Wielassen
Verwijder de wielen. Smeer
de assen met vet (Afb. 30).
8.5 MOEREN EN SCHROEVEN
VOOR BEVESTIGING
• Houd de schroeven en moeren goed
vastgedraaid, om er zeker van te zijn
dat de machine altijd veilig werkt.
9. BUITENGEWOON ONDERHOUD
9.1 VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
Men dient onmiddellijk de Verkoper of een
gespecialiseerd Centrum te contacteren indien
men onregelmatigheden aantreft in de werking:
- van de vrijstand van het tractiepedaal
(servicerem);
- bij het inschakelen en stoppen van de maai-
inrichtingen;
- van de inschakeling van de
aandrijving vooruit of achteruit.
9.2 MAAIGROEP / MAAI-INRICHTINGEN
9.2.1 Uitlijning maaigroep
Een correcte afstelling van de snijgroep
is belangrijk om een mooi gelijkmatig
gemaaid gazon te verkrijgen.
Als het gras onregelmatig gemaaid wordt,
de bandenspanning nakijken (par. 7.1.3).
NL - 23
Actie