Temperatuurregelaar
De temperatuur van het apparaat kan worden geregeld door aan de temperatuurregelaar te draaien.
De thermostaat kan tussen 1 en 7 worden ingesteld.
• 1 is de warmste instelling.
• 7 is de koudste instelling.
• Zet de regelaar op OFVF (UIT) om de koelfunctie uit te zetten.
➢
Onder normale bedrijfsomstandigheden (in de lente en de herfst) wordt het aanbevolen om de
temperatuur op 4 in te stellen.
➢
In de zomer, wanneer de omgevingstemperatuur hoog is, wordt het aanbevolen om de temperatuur in te
stellen op 3-4 om de juiste temperatuur te garanderen en de continue werkingstijd van de koelkast te
verkorten; en in de winter, wanneer de omgevingstemperatuur laag is, wordt het aanbevolen om de
temperatuur in te stellen op 5-6 om het regelmatig starten/stoppen van de koelkast te vermijden.
Opmerkingen: De temperaturen kunnen variëren van deze die zijn ingesteld als gevolg van de compressorcycli
en externe omstandigheden.
Opmerking: de temperatuur heeft invloed op de bewaartijd van de levensmiddelen. Regel de temperatuur zoals
nodig. Warmer zal de levensmiddelen sneller bederven en kouder zal de levensmiddelen op verkeerde manier
invriezen. De levensmiddelen worden aldus verspild.
LEVENSMIDDELEN BEWAREN
Uw apparaat is over het algemeen uitgerust met de accessoires die zijn weergegeven in de sectie "Beschrijving
van de onderdelen". Deze opstelling zorgt voor de beste bewaring van uw levensmiddelen.
Opmerking: De levensmiddelen mogen geen enkel binnenoppervlak van het apparaat direct aanraken.
Levensmiddelen moeten afzonderlijk worden verpakt in aluminiumfolie, krimpfolie of een luchtdichte kunststof
doos.
Levensmiddelen in het koelvak bewaren
Het koelvak zorgt voor een langere bewaartijd van verse, beperkt houdbare levensmiddelen.
Beste manier om verse levensmiddelen te bewaren:
•
Bewaar alleen zeer verse levensmiddelen van een goede kwaliteit.
•
Zorg dat de levensmiddelen goed zijn verpakt of afgedekt voordat u ze bewaart. Dit voorkomt dat de
levensmiddelen uitdrogen, bleker worden of aan smaak verliezen en zorgt voor een langere versheid. Dit
vermijdt tevens overdracht van geuren. De groente of het fruit moet niet zijn verpakt.
•
Zorg dat levensmiddelen met een sterke geur goed verpakt en afgedekt zijn en bewaar deze uit buurt van
boter, melk en room en andere levensmiddelen die door een sterke geur aangetast kunnen worden.
•
Laat warme levensmiddelen afkoelen voordat u ze in het koelvak plaatst.
•
Zorg tijdens het bewaren van voedsel dat er voldoende vrije ruimte rondom het voedsel is.
Tip:
Wees zeer voorzichtig met het bewaren van vlees en vis
Gekookt vlees moet altijd op een legplank boven rauw vlees worden bewaard om overdracht van bacteriën te
voorkomen. Bewaar rauw vlees op een bord dat voldoende groot is om de sappen op te vangen en dek het af
met huishoud- of aluminiumfolie.
Laat ruimte over rondom het voedsel
Koude lucht kan aldus rond circuleren zodat alle delen van het apparaat koel blijven.
Voorgekookt voedsel moet juist worden gekoeld
Laat voorgekookt voedsel afkoelen voordat u het in het apparaat plaatst. Dit vermijdt het stijgen van de interne
temperatuur van het apparaat. Bewaar slechts 1 tot 2 dagen.
De deur sluiten
- 66 -