1. Plaats de robotmaaier op het laadstation of in ieder geval
binnen de omtrek van de installatie.
2. Druk op de "STOP" -knop (Afb. 1.A) om het deksel
te openen (Afb. 1.B) en toegang te verkrijgen tot het
bedieningspaneel (Afb. 1.C).
3. Druk op de "ON/OFF" -knop (Afb 1.E) gedurende 5
seconden om de robotmaaier in te schakelen.
4. Druk op de knop "SELECTIE MODUS" (Afb. 1.F), tot enkel
het icoon"ENKELE WERKCYCLUS" knippert (Afb. 1.L).
5. Druk op de knop "BEVESTIGEN" (Afb. 1.G). Het icoon
(Afb. 1.L) gaat vast branden om de actie te bevestigen.
6. Sluit de kap (Afb. 1.B). De robotmaaier begint te werken.
OPMERKING: deze modus garandeert mogelijk geen
voldoende dekking van de tuin, zowel in termen van
benodigde tijd als in termen van gelijkmatigheid van het
maairesultaat, vooral als de tuin een onregelmatige vorm
heeft. Om de maximale efficiëntie van de robotmaaier
te bereiken, wordt aanbevolen om de werktijden te
programmeren.
3.2. BESCHRIJVING VAN DE COMMANDO'S OP
DE ROBOTMAAIER
Lijst met commando's, indicatoren en hun functie:
• "STOP" -knop (Afb 1.A): wordt gebruikt voor de
veiligheidsstop van de robotmaaier.
• "CONTACTSLEUTEL" (Afb. 1.D): wordt gebruikt voor de
veiligheidsstop van de robotmaaier.
• Knop "ON/OFF" (Afb. 1.E): dient om de robotmaaier in- en
uit te schakelen.
• Knop "SELECTIE MODUS" (Afb. 1.F): het wordt gebruikt
om de bedrijfsmodus van de robotmaaier te selecteren
en om de terugkeer naar het oplaadstation te forceren.
• Knop "BEVESTIGEN" (Afb. 1.G): wordt gebruikt om de
ingestelde bedrijfsmodus te bevestigen.
• Verlicht icoon "GEPLAND PROGRAMMA" (Afb. 1.I):
het wordt gebruikt om de instelling van het geplande
programma te bekijken.
• Verlicht icoon "ENKELE WERKCYCLUS" (Afb. 1.L): wordt
gebruikt om de instelling van de enkele werkcyclus weer
te geven.
• Verlicht icoon "TERUGKEER NAAR BASIS" (Afb. 1.H):
wordt gebruikt om de instelling van de geforceerde
terugkeer van de robotmaaier naar het laadstation weer
te geven.
• Knop "BLUETOOTH" (Afb. 1.M): wordt gebruikt om de
bluetooth-status weer te geven.
• Verlicht icoon "ALARM" (Afb. 1.N): dient voor d weergave
van de alarmstatussen.
• Verlicht icoon "ACCU" (Afb. 1.O): dient voor de weergave
van de lading van de accu.
OPMERKING: Raadpleeg de Smart User Manual voor een
meer gedetailleerde beschrijving van de bovenstaande
commando's.
3.3. WERKING VAN HET LAADSTATION
Het laadstation is voorzien van een indicatielampje (Afb. 7.N)
dat gaat branden in functie van de volgende situaties:
• Licht uit: het laadstation krijgt geen stroom of de robot
bevindt zich in het basisstation.
• Indicator met vast licht: de robotmaaier is niet aangesloten
op het laadstation en het signaal van de antenne wordt
correct verzonden;
NL
• Knipperend licht: het laadstation is niet correct geconfi-
gureerd of er is een storing in het laadstation.
3.4. ACCU OPLADEN
Met de procedure "ACCU OPLADEN" kunt u de robotmaaier
handmatig opladen.
1. Plaats de maairobot op het laadstation (Afb. 8.R).
2. Laat de robotmaaier op het laadstation lopen tot de
oplaadconnector vastzit (Afb. 8.S).
3. Druk op de "STOP" -knop (Afb. 8.A) om het deksel
te openen (Afb. 8.B) en toegang te verkrijgen tot het
bedieningspaneel (Afb. 8.C).
4. Schakel de robotmaaier in met de "ON/OFF"-knop
(Afb. 8.E).
5. Het verlicht pictogram "ACCU" (Afb. 8.O) knippert blauw,
de robotmaaier wordt opgeladen.
6. Sluit de kap (Afb. 8.B).
7. Laat de robotmaaier minstens de tijd opladen die wordt
weergegeven in Par. 2.3.3.
OPMERKING: Het opladen van de accu voor de
winterstalling moet worden uitgevoerd zoals aangegeven
in Par. 4.3.
3.5. AFSTELLING MAAIHOOGTE
Volg de begeleide procedure in de APP om de maaihoogte
aan te passen.
WAARSCHUWING:
Raak het maaimechanisme niet aan tijdens
het afstellen van de maaihoogte.
OPMERKING: De lengte van het deel van het gras dat
door de robotmaaier gemaaid wordt, mag niet langer
zijn dan 10 mm.
4.
ONDERHOUD
WAARSCHUWING:
Gebruik uitsluitend originele reserveonder-
delen.
WAARSCHUWING:
Breng geen wijzigingen aan, knoei niet, omzeil
de geïnstalleerde veiligheidsvoorzieningen
niet en verwijder ze niet.
WAARSCHUWING:
Gevaar voor snijwonden aan de handen.
Gebruik beschermende handschoenen om
snijgevaar aan de handen te voorkomen.
WAARSCHUWING:
Gevaar voor stof in de ogen.
Gebruik een beschermende bril om het gevaar
voor stof in de ogen te voorkomen.
LET OP:
Teveel water kan infiltraties veroorzaken die de
elektrische onderdelen kunnen beschadigen.
VERBOD:
Gebruik geen waterstralen onder druk.
35