– DVGW werkbladen: G260, G600, G670
– DIN 1988: Technische regels voor de drinkwaterinstallatie
(TRWI)
– BImSchV: Verordening ter uitvoering van de Duitse wet imis-
siebescherming (Bundes-Immissionsschutzgesetz)
– FeuVO: Stookverordening van de Duitse deelstaten
– DIN 13384-1: Berekenen van de afmetingen van de schoor-
steen
– DIN EN 1443, DIN 18160 T1: Uitlaatsystemen
Werkplaatsen
De werkplaats is achter het bedieningpaneel. Meer werkplaatsen
bevinden zich al naar gelang de opbouw van de installatie aan
de optioneel aangesloten apparatuur (spuit-installaties), die aan
de tappunten worden aangesloten.
Persoonlijke bescherming
Bij het reinigen van geluidsversterkende onder-
delen dient men gehoorbescherming te dragen
ter voorkoming van gehoorbeschadigingen.
– Draag de juiste beschermende kleding en een veiligheidsbril
ter bescherming tegen terugspattend water.
Reglementair gebruik
Het apparaat dient voor het verwijderen van vuil van oppervlak-
ken door middel van een vrij uittredende waterstraal. Het wordt
vooral voor de reiniging van machines, voertuigen en fassaden
toegepast.
Gevaar
Verwondingsgevaar! Bij het gebruik aan tankstations of andere
gevaarlijke zones overeenkomstige veiligheidsvoorschriften in
acht nemen.
Gelieve mineraaloliehoudend afvalwater niet in de grond, wa-
terlopen of rioleringen laten terechtkomen. Gelieve de motor-
reiniging en bodemreiniging daarom alleen op geschikte
plaatsen met olieafscheider uit te voeren.
Het koude water loopt door de motorkoelslang in de vlottercon-
tainer en van daaruit in de buitenmantel van de doorloopgeiser
en verder naar de aanzuigkant van de hogedrukpomp. In de vlot-
tercontainer wordt onthardingsmiddel toegevoegd. De pomp
transporteert water en aangezogen reinigingsmiddel door de
doorloopgeiser. Het reinigingsmiddelgehalte in het water kan
door een doseerventiel worden ingesteld. De doorloopgeiser
wordt door middel van een gasbrander verwarmd.
De hogedrukuitgang wordt op een in het gebouw aanwezig ho-
gedruknet aangesloten. De handspuitlans wordt met een hoge-
drukslang op de tappunten van dit net aangesloten.
Veiligheidsinrichtingen
Veiligheidsinrichtingen dienen voor de bescherming van de ge-
bruiker en mogen niet buiten werking gezet of in hun functie om-
zeild worden.
Watertekortbeveiliging vlotterhouder
De watertekortbeveiliging voorkomt dat de hogedrukpomp bij
een tekort aan water inschakelt.
Watertekortbeveiliging beveiligingsblok
De watertekortbeveiliging voorkomt dat de brander bij een tekort
aan water oververhit raakt. Alleen bij voldoende watertoevoer
gaat de brander aan.
84
Nederlands
Functie
Drukschakelaar
De drukschakelaar schakelt het apparaat bij het overschrijden
van de werkdruk uit. De instelling mag niet worden veranderd.
Veiligheidsklep
Bij een storing van de drukschakelaar gaat het veiligheidsventiel
open. Dit ventiel is vanuit de fabriek ingesteld en verzegeld. De
instelling mag niet worden veranderd.
Vlambewaking
Bij een tekort aan brandstof of bij een storing van de brander
schakelt de vlambewaking de brander uit. De controlelamp sto-
ring brander (E) gaat branden.
Overstroombeveiliging
Als de brandermotor geblokkeerd is, treedt de overstroombevei-
ligingsschakelaar in werking. De motor van de hogedrukpomp is
met een motorbeveiligingsschakelaar en een spoelveiligheids-
schakelaar beveiligd.
Rookgasthermostaat
De rookgasthermostaat treedt in werking, als de temperatuur
van het rookgas hoger wordt dan 320 °C. de controlelamp rook-
gasthermostaat (K) brandt.
Temperatuurbegrenzer
De maximale-temperatuurbegrenzer in de bodem van de ketel (>
80 °C) en in de wateruitgang (> 110 °C) treden in werking en de
controlelamp storing brander (E) brandt.
Rookgasdrukschakelaar
De rookgasdrukschakelaar zet de brander uit als in het rookgas-
systeem een ontoelaatbaar hoge tegendruk optreedt, bijv. bij
verstopping.
Drukontlasting hogedruksysteem
Nadat het apparaat via het handspuitpistool is uitgezet, opent na
het verstrijken van de bedrijfsgereedheidstijd een in het hoge-
druksysteem ingebouwde magneetklep, waardoor de druk ver-
mindert.
Hoofdschakelaar
– Teneinde de gehele stookinrichting uit te kunnen schakelen
dient men een afsluitbare hoofdschakelaar op een ongevaar-
lijke plaats en goed toegankelijk aan te brengen.
– Bij alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden dient deze
hoofdschakelaar te worden uitgeschakeld.