76 | In bedrijf nemen
4
In bedrijf nemen
Alle elektrische aansluitingen correct aansluiten
en pas daarna de inbedrijfstelling uitvoeren!
▶ Respecteer de installatiehandleidingen
van alle componenten en modules van de
installatie.
▶ Schakel de voedingsspanning alleen in,
wanneer alle modules zijn ingesteld.
OPMERKING: Schade aan de installatie door
een defecte pomp!
▶ Vul en ontlucht de installatie voor het inscha-
kelen, zodat de pompen niet drooglopen.
4.1
Codeerschakelaar instellen
Wanneer de codeerschakelaar op een geldige positie staat, dan
brandt de bedrijfsindicatie constant groen. Wanneer de co-
deerschakelaar op een ongeldige positie staat, brandt de be-
drijfsindicatie eerst niet en begint daarna rood te knipperen.
Warmte-
bron
Sy-
steem
I
1 ...
–
1 ...
–
–
1 ...
–
–
1 ...
–
–
–
2 ...
–
–
–
2 ...
–
–
–
Tabel 11 Functie van de module via codeerschakelaar toekennen
Warmtepomp
Andere warmtebron
1 ...
Solarsysteem 1
2 ...
Verswatersysteem 2
I
CR 100/CW 100/RC200
II
CR 400/CW 400/CW 800/RC300
III
CS 200/SC300
IV
HPC 400/HMC300
6 720 815 256 (2014/10)
Codering module
Bedienings-
eenheid
1
2
II
III IV
–
–
–
1
–
–
–
1
–
–
–
1
–
–
– 10
–
–
–
9
–
–
–
9
4
4.2
Inbedrijfname van de installatie en de module
Wanneer op module (MS 100) de codeerschake-
laar op 9 of 10 is ingesteld, mag geen BUS-verbin-
ding met een warmtebron bestaan.
4.2.1 Instellingen bij solarinstallaties
1. Codeerschakelaar instellen.
2. Eventueel de codeerschakelaar op overige modules instellen.
3. Schakel de voedingsspanning (netspanning) voor de totale
installatie in.
Wanneer de bedrijfsindicatie van de module permanent groen
brandt:
4. Neem de bedieningseenheid aan de hand van de meegelever-
de handleiding in bedrijf en stel deze overeenkomstig in.
5. In het menu Instellingen solar > Solarconfiguratie veran-
deren geïnstalleerde functies kiezen en aan het solarsy-
steem toevoegen. Dit menu is niet bij alle
bedieningseenheden beschikbaar. Eventueel komt deze
stap te vervallen.
6. Controleer de instellingen op de bedieningseenheid voor
de solarinstallatie en stem deze eventueel af op de geïnstal-
leerde solarinstallatie.
7. Starten solarinstallatie.
3
4
4.2.2 Instellingen bij verswatersystemen
1. Codeerschakelaar op module (MS 100) voor het verswa-
tersysteem op 9 instellen.
2. Eventueel de codeerschakelaar op overige modules instellen.
–
–
3. Schakel de voedingsspanning (netspanning) voor de totale
–
–
installatie in.
–
–
Indien de bedrijfsindicatie van de module constant groen
–
–
brandt:
–
–
4. Neem de bedieningseenheid aan de hand van de meegelever-
5
6
de handleiding in bedrijf en stel deze overeenkomstig in.
5. In het menu Instellingen warmwater > Warmwaterconfi-
guratie veranderengeïnstalleerde functies kiezen en aan
het verswatersysteem toevoegen.
6. Instellingen op de bedieningseenheid voor de installatie
controleren en eventueel in het menu Instellingen warm-
water de instellingen aanpassen.
MS 100