7.3 Automatische nachtverlaging
Pompen die in combinatie met gasboilers
met een kleine watervoorraad toegepast
worden, mogen nooit op de automatische
nachtstand ingesteld worden.
Om verzekerd te zijn van een juist functioneren van
het automatische nachtverlaging, moeten de vol-
gende aanwijzingen in acht worden genomen:
• de pomp moet in de aanvoerleiding worden gein-
stalleerd.
• Het systeem moet uitgerust zijn met een flowtem-
peratuur sensor en een apparaat voor automati-
sche controle op het overschakelen tussen
normaal en nachtbedrijf.
Om de automatische nachtverlaging te activeren
stelt u de instelknop in op
matische nachtverlaging, pos. 2 = normaal bedrijf.)
Let op: Wanneer het verwarmingssysteem niet naar
behoren functioneerd (te lage warmtecapaciteit),
controleer dan of de automatische nachtverlaging in-
gesteld staat. Zo ja, schakel deze functie uit.
Indien eenmaal de automatische nachtverlaging is
ingeschakeld, zal de pomp automatisch omschake-
len tussen normaal- en nachtverlaging, zie
(Pos. 1 = normaal bedrijf, pos. 2 = geen automati-
sche nachtverlaging, pos. 3 = met automatische
nachtverlaging.)
Overschakelen tussen normaal bedrijf en nachtverla-
ging hangt af van de aanvoerleidingstemperatuur.
De pomp schakelt na ongeveer 2 uur automatisch
over naar nachtverlaging indien de temperatuurop-
nemer een daling van de aanvoertemperatuur van
meer dan 10-15°C waarneemt. De temperatuursda-
ling moet minstens 0,1°C/min. zijn.
Omschakeling naar normaal bedrijf vindt plaats zon-
der tijdsvertraging wanneer de aanvoertemperatuur
ongeveer 10°C gestegen is.
Let op: De nachtverlaging wordt uitgeschakeld,
wanneer de instelknop op snelheid I, II of III inge-
steld wordt.
7.4 Pomp controle
Gedurende bedrijf veranderd de opvoerhoogte con-
form het principe van proportionele druk. In deze
stand zal de pompkarakteristiek en als gevolg hier-
van ook het vermogen afhangen van de werkelijke
waterbehoefte.
In voorbeeld
veranderd het werkpunt van de
pomp van (1) naar (2), omdat de gewijzigde
systeemkarakteristiek (de thermostatische kleppen
zijn gesloten) zorgt voor een lagere vraag.
44
, zie
. (Pos. 1 = auto-
.
8. Technische gegevens
Voltage: 1 x 230 V ±10%, 50 Hz, PE.
Motor beveiliging: De motor behoeft geen externe
motorbeveiliging.
Beschermingsklasse: IP 42.
Isolatieklasse: F.
Relatieve luchtvochtigheid: Max. 95%.
Systeemdruk: Maximaal 10 bar, 102 m opvoer-
hoogte.
Systeemdruk: Bij +75°C: 0,5 m opvoerhoogte,
bij +90°C: 2,8 m opvoerhoogte, bij +110°C: 11,0 m
opvoerhoogte.
EMC: EN 61 000-6-1 en EN 61 000-6-3.
Geluidsniveau: Het geluidsniveau van de pomp is
lager dan 43 dB(A).
Omgevingstemperatuur: 0°C tot +40°C.
Temperatuurklasse: TF110 tot CEN 335-2-51.
Omgevingstemperatuur: De maximale omgevings-
temperatuur mag niet hoger zijn dan +125°C.
Vloeistoftemperatuur: +2°C tot +110°C.
Pompen in huishoudelijke warm tapwatersystemen:
Continue: +15°C tot +60°C.
Om condensatie in de klemmenkast en de stator te
voorkomen, dient de temperatuur van het medium al-
tijd hoger te zijn dan de omgevingstemperatuur. Zie
tabel.
Omgevings-
temperatuur
[°C]
0
10
20
30
35
40
Vloeistoftemperatuur
Min. [°C]
Max. [°C]
2
110
10
110
20
110
30
110
35
90
40
70