OBJ_BUCH-757-007.book Page 79 Tuesday, June 21, 2011 10:16 AM
Rotatiefunctie
-1
(150/300/600 min
)
Na het inschakelen bevindt het meetgereedschap zich in de
rotatiefunctie met gemiddelde rotatiesnelheid.
Als u van de lijn- naar de rotatiefunctie wilt gaan, drukt u op de
toets voor de rotatiefunctie 5 of de toets 25 van de afstands-
bediening. De rotatiefunctie start met gemiddelde rotatie-
snelheid.
Als u de rotatiesnelheid wilt veranderen, drukt u opnieuw op
de toets voor de rotatiefunctie 5 of de toets 25 van de af-
standsbediening tot de gewenste snelheid bereikt is.
Tijdens werkzaamheden met de laserontvanger dient u de
hoogste rotatiesnelheid te kiezen. Bij werkzaamheden zonder
laserontvanger vermindert u voor een betere zichtbaarheid
van de laserstraal de rotatiesnelheid en gebruikt u de laserbril
38.
Lijnfunctie, puntfunctie
(10°/25°/50°, 0°)
Als u naar de lijnfunctie of de puntfunctie wilt gaan, drukt u op
de toets voor de lijnfunctie 11 of de toets 26 van de afstands-
bediening. Het meetgereedschap gaat over naar de lijnfunctie
met de kleinste openingshoek.
Als u de openingshoek wilt wijzigen, drukt u op de toets voor
de lijnfunctie 11 of de toets 26 van de afstandsbediening. De
openingshoek wordt in twee stappen vergroot. Tegelijkertijd
wordt de rotatiesnelheid bij elke stap verhoogd. Als u voor de
derde keer op de toets voor de lijnfunctie drukt, schakelt het
meetgereedschap na kort heen en weer bewegen over naar
de puntfunctie. Als u de toets voor de lijnfunctie opnieuw in-
drukt, keert het apparaat terug naar de lijnfunctie met de
kleinste openingshoek.
Opmerking: Vanwege de traagheid kan de laser in geringe
mate over de eindpunten van de laserlijn heen bewegen.
Draaien van laserlijn, laserpunt of rotatie-
vlak (zie afbeelding A)
Bij een horizontale stand van het meetgereedschap kunt u
de laserlijn (bij lijnfunctie) of laserpunt (bij puntfunctie) bin-
nen het rotatievlak van de laser positioneren. Een draaiing
van 360° is mogelijk.
Draai daarvoor de rotatiekop 10 met de hand in de gewenste
stand of gebruik de afstandsbediening: Druk voor het draaien
met de wijzers van de klok mee op de toets 28 van de af-
standsbediening. Druk voor het draaien tegen de wijzers van
de klok in op de toets 29 van de afstandsbediening. Bij rota-
tiefunctie heeft het indrukken van de toetsen geen effect.
Bij verticale stand van het meetgereedschap kunt u laser-
punt, laserlijn of rotatievlak om de verticale as draaien.
Draaiing is alleen binnen het zelfwaterpasbereik (5° naar
links of naar rechts) en alleen met behulp van de afstandsbe-
diening mogelijk.
Druk voor het draaien naar rechts op de toets 28 van de af-
standsbediening. Druk voor het draaien naar links op de toets
29 van de afstandsbediening.
Bosch Power Tools
Automatisch waterpassen rotatielaser
Overzicht
Het meetgereedschap herkent na het inschakelen zelf de hori-
zontale resp. verticale stand. Als u wilt wisselen tussen de hori-
zontale en verticale stand, schakelt u het meetgereedschap uit,
positioneert u het opnieuw en schakelt u het weer in.
Na het inschakelen controleert het meetgereedschap de hori-
zontale of verticale stand en compenseert het oneffenheden
binnen het zelfwaterpasbereik van ca. 8 % (5°) automatisch.
Als het meetgereedschap na het inschakelen of na een posi-
tieverandering meer dan 8 % scheef staat, is waterpas stellen
niet meer mogelijk. In dit geval wordt de rotor gestopt. De la-
ser knippert en de waterpasindicatie 3 brandt continu rood.
Positioneer het meetgereedschap opnieuw en wacht het wa-
terpassen af. Zonder opnieuw positioneren wordt na 2 minu-
ten de laser en na 2 uur het meetgereedschap automatisch
uitgeschakeld.
Als het meetgereedschap waterpas is gesteld, controleert het
voortdurend de horizontale resp. verticale stand. Bij positie-
veranderingen wordt er automatisch opnieuw waterpas ge-
steld. Ter voorkoming van verkeerde metingen stopt de rotor
tijdens het waterpassen. De laser knippert en de waterpasin-
dicatie 3 knippert groen.
Schokwaarschuwingsfunctie
Het meetgereedschap bezit een schokwaarschuwingsfunctie.
Deze voorkomt bij veranderingen van plaats en schokken van
het meetgereedschap of bij trillingen van de ondergrond het
waterpas stellen op veranderde hoogte. Daardoor worden
hoogtefouten voorkomen.
Als u de schokwaarschuwing wilt inschakelen, drukt u op de
toets Schokwaarschuwing 2. De schokwaarschuwingsindica-
tie 1 brandt continu groen. Na 30 seconden wordt de
schokwaarschuwing geactiveerd.
Als bij een plaatsverandering van het meetgereedschap het
bereik van de waterpasnauwkeurigheid wordt overschreden
of een sterke schok wordt geregistreerd, wordt de
schokwaarschuwing gegeven. De rotatie wordt gestopt, de
laser knippert, de waterpasindicatie 3 gaat uit en de
schokwaarschuwingsindicatie 1 knippert rood. De actuele
functie wordt opgeslagen.
Druk bij geactiveerde schokwaarschuwing op de toets
schokwaarschuwing 2 op het meetgereedschap of de toets
reset schokwaarschuwing 27 op de afstandsbediening. De
schokwaarschuwingsfunctie wordt opnieuw gestart en het
meetgereedschap begint met waterpassen. Zodra het meet-
gereedschap waterpas is gesteld (de waterpasindicatie 3
brandt continu groen) start het in de opgeslagen functie. Con-
troleer vervolgens de hoogte van de laserstraal aan een refe-
rentiepunt en corrigeer de hoogte indien nodig.
Als na een afgegeven schokwaarschuwing de functie door het
indrukken van de toets 2 op het meetgereedschap of de toets
reset schokwaarschuwing 27 op de afstandsbediening op-
nieuw wordt gestart, worden na 2 minuten de laser en na
2 uur het meetgereedschap automatisch uitgeschakeld.
Nederlands | 79
1 619 929 J21 | (21.6.11)