Zorg ervoor dat alle bekabeling stevig is vastgezet, het juiste type kabel wordt gebruikt en dat de
aansluitpunten en kabels niet mechanisch kunnen worden belast.
Wanneer de installatie of bevestiging ondeugdelijk is, kan er brand etc. ontstaan.
Controleer of de aardaansluiting is gemonteerd.
Sluit de aardedraad niet aan op een gas- of waterleiding, bliksemafleider of de aardedraad van een telefooninstallatie. Als
de installatie niet correct geaard is, kan gevaar voor elektrische schokken ontstaan.
Installeer het apparaat nooit op een plaats waar ontvlambare gassen kunnen vrijkomen.
Door gaslekkage in de buurt van het apparaat kan brand ontstaan.
Zorg er steeds voor dat de airconditioner is aangesloten op een aardlekschakelaar om elektrische
schokken te voorkomen.
Draai met een koppelsleutel de flensmoer aan op de voorgeschreven wijze.
Wanneer de flensmoer te vast wordt aangetrokken, kan hij afbreken en na langere tijd kan er een koelmiddellekkage ontstaan.
6
ELEKTRISCHE BEKABELING
Gebruik het gespecificeerde speciale circuit en een gekwalificeerde elektromonteur voor de elektrische
installatiewerkzaamheden in overeenstemming met de plaatse lijke regelgeving en de Installatiehandleiding.
Wanneer er in het stroomcircuit een capaciteitstekort is of het elektrische systeem ondeugdelijk geïnstalleerd is, kan dat
brand of elektrische schokken tot gevolg hebben.
Zorg ervoor dat alle bekabeling stevig is vastgezet, het juiste type kabel wordt gebruikt en dat de
aansluitpunten en kabels niet mechanisch kunnen worden belast.
Wanneer de aansluiting of bevestiging ondeugdelijk is, kan dat brand veroorzaken.
Controleer of de aardaansluiting is gemonteerd.
Aardaansluitingen zijn wettelijk voorgeschreven. Als de installatie niet correct geaard is, kan gevaar voor elektrische
schokken ontstaan.
Sluit de aardedraad niet aan op een gas- of waterleiding, bliksemafleider of de aardedraad van een telefooninstallatie.
Zorg er steeds voor dat de airconditioner is aangesloten op een aardlekschakelaar om elektrische
schokken te voorkomen.
Het apparaat loskoppelen van de netvoeding.
Dit apparaat moet verbonden worden met de netvoeding via een schakelaar met een contactafstand van ten minste 3 mm.
• Volg de voorschriften van het lokale energiebedrijf voor de bekabeling van de voeding.
• Meer informatie over de bedrading voor de voeding van de binnenunit vindt u in installatiehandleiding van de binnenunit.
• Sluit de voedingskabel 220-240V nooit aan op het aansluitingenblok (U1, U2, U3, U4, U5, U6) voor de kabels van de
besturing. (Dat veroorzaakt problemen.)
• Plaats de kabels zodanig dat de elektrische draden niet in aanraking komen met hete delen van de leidingen, anders
kan de coating wegsmelten, waardoor er zich een ongeluk voordoet.
• Vergeet niet, bij het maken van de aansluitingen in het aansluitingencompartiment, een lus in de kabel te maken en de
kabel vast te zetten met de kabelklem.
• Plaats de bedrading voor de besturing en de koelmiddelleidingen in dezelfde montagegoot.
• Schakel de voedingsspanning van de binnenunit pas in nadat de koelmiddelleidingen volledig vacuüm gezogen zijn.
• Meer informatie over de bekabeling van de voeding van de binnenunit en de kabels tussen de binnen- en buitenunits vindt u
in de installatiehandleiding bij de binnenunit.
LET OP
WAARSCHUWING
LET OP
VOORWAARDE
146