D. Test uw alarm
Test de detector om er zeker van te zijn dat deze goed werkt door op de testknop te drukken (=
middenvoorzijde van de detector). Het alarm op de detector en alle onderling verbonden
detectoren gaat af.
Als er geen geluid uit de geteste detector komt, raadpleeg dan het hoofdstuk "Problemen
oplossen". Als er geen geluid uit de aangesloten detectoren komt, herhaal dan het
koppelingsproces zoals beschreven in hoofdstuk C.
WAARSCHUWING
Test uw melder NIET met open vuur. Dit kan de detector beschadigen of brandbare materialen
doen ontbranden en een structurele brand veroorzaken.
Ga NIET in de buurt van de melder staan als het alarm afgaat. Blootstelling van dichtbij kan
schadelijk zijn voor uw oren.
Test de detector minimaal één keer per maand.
E. Stiltemodus
De stiltemodus mag alleen worden gebruikt als de bron van het alarm bekend en veilig is. Druk op
de testknop (= middenvoorzijde van de detector) om de stiltemodus in te stellen. Tijdens de
stiltemodus knippert het rode LED-lampje één keer per 8 seconden. De detector wordt na 10
minuten automatisch gereset.
WAARSCHUWING
Voordat u de stiltemodus gebruikt, moet u de bron van de rook identificeren en er zeker van zijn
dat er een veilige situatie bestaat.
F. Monteer de detector
Bepaal de juiste montagelocatie
Controleer figuur 3, 4 en 5 voor de juiste montagelocaties. De
meeste EU-landen vereisen rookmelders op alle verdiepingen
en vluchtroutes.
Rook verspreidt zich horizontaal nadat deze naar het plafond is
gestegen, dus installeer de melder in het midden van het
plafond.
Figuur 3: Aanbevolen
montagelocaties
NL
20