6
Kabelverbindingen
7
Aardeaansluiting
Effectief aarden is essentieel voor stabiele Modbus-communicatie en om de invloed van radiofrequentiestoringen te
beperken. Aardingspunten staan in de backbox. Om valse metingen of alarmen als gevolg van aardlussen te vermijden,
zorgt u dat alle kabelafschermingen op één punt geaard zijn, bij voorkeur bij de regelaar. Let op hoe buizen, wartels en
de interne aardingsplaat zijn geaard.
OPMERKING
Voorkom aardingslussen tijdens het aarden.
8
De detectormodule bevestigen aan de backbox
1. Gebruik geschikte kabelwartels (inbegrepen) of buisfittingen voor de geopende
kabelingangen.
2. Leid de kabel door de kabelwartel.
3. Draai de detectormodule om en zoek de aansluitblokken op de achterzijde. Verwijder
de aansluitblokken, terwijl u ze naar het midden van de module trekt.
4. Verbind de kabel met het bijbehorende aansluitblok, waarbij u afhankelijk van de
versie paragraaf 2 tot 4 raadpleegt. Strip en steek het eind van elke draad in het
bijbehorende aansluitgat en draai de aansluitschroef vast met een
platkopschroevendraaier tot de draad is bevestigd.
5. Plaats de aansluitblokken terug in de juiste positie.
Verwijder het voorpaneel van de detectormodule zodat u bij de bevestigingsschroeven
1.
kunt:
a) Trek aan de klep op de onderzijde om deze te openen.
b) Om het voorpaneel te ontgrendelen, steekt u dun, recht gereedschap, zoals een
kleine schroevendraaier, in het gat aan de rechterkant van het insteekeinde van de
buis.
c) Draai het paneel linksom met lichte druk op het gereedschap tot het stopt en til het
eruit.
2
34