Til daarna de wandhouder op en wel zo, dat de
gaten B in de wandhouder overeenstemmen
met de zojuist gemarkeerde punten ( ). U kunt
nu door de boorgaten C en D in de wand-
houder heen de beide bovenste gaten voor de
wandbevestiging markeren ( ΙΙ ). Boor daarna de
gaten, plaats de pluggen en bevestig de wand-
houder met 4 schroeven.
Afb. 6
Bevestiging van de convector
De convector wordt met de vier ophangs-
leuven, aan de achterzijde van het toestel,
opgehangen aan de wandbeugel.
Om het toestel vast te zetten is het voldoende
de nijlon schroef op een van de twee bovenste
bevestigingen een halve slag te verdraaien.
Bij eventuele demontage, draait U eerst de
schroef een halve slag los en vervolgens haalt U
het toestel uit de ophangsleuven.
Afb. 7
Elektrische aansluiting
Het apparaat is bestemd voor
wisselspanning 230 V.
Neem de NEN 1010, de voorschriften van uw
elektriciteitsbedrijf en die op het typeplaatje in
acht.
10
Elektrische beveiliging!
De convectoren vallen in veiligheidsklasse II (
en zijn spatwaterdicht (
Houdt u zich aan de gegevens op het typeplaatje!
De opgegeven spanning moet met de net-
spanning overeenstemmen. Kies een toevoer-
leiding met voldoende doorsnede. Voor de
aansluiting moet op een afstand van minimaal
10 cm aan de zijkant van het verwarmings-
toestel een stopcontact of een apparaten-
contactdoos voor een vaste aansluiting worden
geïnstalleerd.
Bij een zichtbare beschadiging van de aansluit-
leiding, dient deze door een erkend vakman te
worden vervangen !
In het algemeen geldt:
Bij de installatie van het verwarmingstoestel in
ruimtes met een badkuip en/of douchebak moet
de veiligheidszone volgens NEN 1010 art. 727
overeenkomstig de specificaties op het type-
plaatje van het toestel in acht worden genomen.
Veiligheidsinstallatie
De convectoren bezitten een veiligheids-
thermostaat (STR), die bij gevaar de verwarming
uitschakelt. Wanneer de oververhittings-
bescherming het apparaat heeft uitgeschakeld,
kan de storing worden verholpen (b. v. afgedekte
luchtuitstroomopening).
Na een afkoelingsperiode van een paar minuten
kan het apparaat weer worden ingeschakeld.
Wanneer de oververhittingsbescherming bij het
opnieuw in gebruik nemen weer aanslaat, moet
een bevoegde servicemonteur worden
geraadpleegd om de storing op te heffen.
Let op:
Let op de veiligheidsafstanden (mm)
overeenkomstig afb. 8.
Afb. 8
IP23).
)