MONTAGE
Alle bevestigingsmaterialen zitten in de zak met
onderdelen. Gooi geen onderdelen of materiaal
weg voordat de maaier inelkaar gezet is.
WAARSCHUWING: Voordat u aan
de maaier werkt, moet u de bou-
giekabel lostrekken.
OPMERKING: In deze handleiding zijn de ter-
men links en rechts gebruikt vanuit het ge-
zichtspunt van de berijder.
OPMERKING: Illustraties en pictogrammen
beginnen op pagina 2.
OPMERKING: De bevestigingsmaterialen die
u moet gebruiken om de volgende losse
onderdelen te monteren, zijn op ware grootte
weergegeven in figuur 28.
Installeren van de bestuurdersstoel
(Figuur 1)
1. Verwijder voorzichtig de plastic zak van de
bestuurdersstoel (1).
2. Breng de stoelsteun (2) omhoog en zet
deze met de stoelsteunstang (6) in de UP
stand vast.
3. Plaats de gaatjes in de stoel (1) tegenover
de gaatjes in de stoelsteun (2). Maak de
stoel (1) vast aan de stoelsteun (2) met de
bevestigingsmaterialen (4) en (5).
4. Controleer de stand van de stoel (1). Maak
de twee vleugelmoeren (5) los indien de
stoel (1) ingesteld moet worden. Schuif de
stoel (1) naar voren of achteren via de stoe-
linstelgaten (3). Maak de vleugelmoeren
(5) weer vast.
Montage van het stuurwiel (Figuur 2)
1. Zorg ervoor dat de voorwielen recht staan.
2. Schuif de buis (1) over de console (2). Let
er op dat het uiteinde van de buis (1) over
de stuurhuls (3) past.
3. Schuif het stuurwiel (4) en de stuurstang
(5) in de buis (1) en console (2). Druk op
het stuurwiel (4). De stuurstang (5) zal op
het rondsel vast klikken. Trek aan het stuur-
wiel (4) om u er van te vergewissen dat het
vast zit aan de stuurstang (5).
F–010600J
Onderhoudsvrije accu (Figuur 3)
BELANGRIJK: Controleer de datum op de
accu voordat u de accukabels bevestigt.
Deze datum geeft aan of de accu opgeladen
moet worden.
1. Breng de stoelsteun omhoog en zet deze
met de stoelsteunstang vast in de UP stand.
1. De datum van de accu staat boven op de
accu (1).
2. Als de datum later is dan vandaag, hoeft de
accu (1) niet opgeladen te worden en kun-
nen de accukabels bevestigd worden. Zie
"Installeren van de accukabels".
3. Als de datum vroeger is dan vandaag, moet
de accu (1) opgeladen worden. Zie "Opladen
van een onderhoudsvrije accu".
Opladen van de accu (Figuur 3)
WAARSCHUWING: Rook niet tijdens
het opladen van de accu. Houd de
accu uit de buurt van vonken. De
dampen van het accuzuur kunnen een ex-
plosie veroorzaken.
1. Om de accuhouder (2) uit de accubak (3) te
halen, moet u op het lage einde van de
accuhouder (2) drukken.
2. Verwijder de accu (1) aan de rechter kant
van de machine.
3. Verwijder de kapjes van de polen.
4. Gebruik een acculader van 12 Volt om de
accu op te laden (1). Laadt de accu op gedu-
rende 1 uur onder 6 Ampère. Als u geen ac-
culader heeft, moet u de accu door een
erkend service center laten opladen.
5. Installeer de accu (1) en zet deze vast met
de accuhouder (2). Zorg ervoor dat de posi-
tieve (+) pool (4) iaan de rechter kant zit..
Installeren van de accukabels (Figuur 3)
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u de rode kabel me
de positieve (+) pool verbinden voor-
dat u de zwarte kabel aansluit.
1. Verwijder de kapjes van de accupolen.
2. Bevestig de rode kabel (5) aan de positie-
ve (+) pool (4) met de bevestiginsmateria-
len (6) en (7).
53
3. Bevestig de zwarte kabel (5) aan de nega-
tieve (–) pool met de bevestiginsmateria-
len (6) en (7).
Controleren van de banden
Controleer de bandenspanning. Als de banden
een te hoge druk hebben, zal de machine onge-
lijkmatig rijden. De machine zal oneffen maaien
als de banden niet de juiste spanning hebben.
De correcte bandenspanning is: Voorbanden 1,5
BAR (22 PSI), Achterbanden 1.0 BAR (14 PSI).
Ten behoeve van de verscheping waren de
banden extra opgepompt.
Controleren van de stand van de
maaibehuizing
Controleer of het maaivlak nog steeds goed
effen is. Maai een kort stuk en kijk naar het op-
pervlak dat net gemaaid is. Als dit er niet regel-
matig uit ziet, moet u de instructies onder
"Horizontaal stellen van de maaibehuizing" raad-
plegen in de Onderhoudssectie van deze hand-
leiding.
In gereedheid brengen van de motor
OPMERKING: De motor was in de fabriek met
olie gevuld. Controleer het oliepeil en vul
eventueel olie bij.
Zoek in de handleiding van de motorfabrikant op
welk soort benzine en olie u moet gebruiken.
Lees eerst de informatie over veiligheid, bedie-
ning, onderhoud en opslag.
WAARSCHUWING: Zoek in de hand-
leiding van de motorfabrikant op welk
soort benzine en olie u moet gebrui-
ken. Gebruik altijd een goedgekeurde jerry-
can. Rook niet tijdens het bijvullen van benzi-
ne. Zet de motor af en laat deze eerst enige
minuten afkoelen. Bijvullen van benzine mag
nooit in afgesloten ruimtes gebeuren.
Belangrijk! Voor het maaien moet u:
r
de motorolie peilen,
r
de tank met benzine vullen,
r
de stand van de maaibehuizing
controleren,
r
de bandenspanning controleren,
r
de accukabels bevestigen.
NL