BEDIENING
OPMERKING: Illustraties en pictogrammen
beginnen op pagina 2.
Plaats van de bedieningselementen
(Figuur 4)
Bediening van de mesrotatie (1): gebruik om
de mesrotatie in werking te zetten en te stoppen.
Koppelings/rempedaal (2): Het pedaal heeft
twee functies. De eerste functie is als koppe-
lingspedaal. De tweede functie is als rem.
Ontstekingsschakelaar (3): Gebruik de ontste-
kingsschakelaar om de motor te starten en te
stoppen.
Versnellingshendel (4): Gebruik de versnel-
lingshendel om de snelheid van de machine aan
te passen.
Hoogte-instellingshendel (5): Gebruik de
hoogte-instellingshendel om de maaihoogte in te
stellen.
Handrem (6): Trek de handrem aan als u de
bestuurdersplaats verlaat.
Gashendel (7): Gebruik de gashendel om de
snelheid van de motor te verhogen of te verlagen.
Assessoires
Deze machine kan gebruikt worden met meer-
dere assessoires. Deze machine kan een ga-
zonveger, beluchter of zaaigoedverdeler
trekken. Hij is echter niet geschikt om asses-
soires te trekken die met de bodem in aanraking
komen, zoals een ploeg, eg of cultivator.
Het maximale gewicht voor aanhangassessoires
is 90kg. (200 lbs.).
Gebruik van de gashendel
(Figuur 4 en Figuur 5)
Gebruik de gashendel/choke (7) om de snel-
heid van de motor te verhogen of te verlagen.
1. Om een koude motor te starten, moet u de
gashendel/choke (7) geheel naar voren in
de CHOKE stand zetten.
2. De SNEL stand is met een streepje gemar-
keerd. Zet de gashendel in de SNEL stand
voor normaal gebruik en wanneer u een gra-
sopvangzak gebruikt. Met de motor in de
SNEL stand wordt deze het best gekoeld en
de accu maximaal opgeladen.
3. De regelateur is in de fabriek optimaal afges-
teld. Verander de instelling niet om de motor
sneller te laten draaien.
Bediening van de mesrotatie
(Figuur 4 en Figuur 6)
Gebruik deze hendel om de mesrotatie (1) in
werking te zetten en te stoppen.
1. Voordat u de motor aan zet, moet u zich er-
van vergewissen dat de mesrotatiehendel
(1) in de UITSCHAKELEN stand staat (8).
F–010600J
2. Om het mes in te schakelen, moet u de mes-
rotatiehendel (1) naar voren zetten, zodat
het mes in de INSCHAKELEN stand (9)
komt te zitten.
3. Uitschakelen van het mes gebeurt door de
mesrotatiehendel (1) in de UITSCHA-
KELEN stand (8) te zetten. Voordat u van de
stoel opstaat, moet u controleren dat het mes
niet meer draait.
4. Zet de mesrotatiehendel (1) in de UITS-
CHAKELEN stand voordat u een trottoir of
een weg over steekt.
WAARSCHUWING: houd altijd uw
handen en voeten uit de buurt van
de messen, de uitworpopening en
de motorbehuizing als de motor draait.
Gebruik van de versnellingshendel
Volg de aanwijzingen hieronder op om de snel-
heid of richting van de maaier te wijzigen.
LET OP! Voordat u de versnellingshendel
beweegt, moet u het koppelings/rempedaal
(2) volledig intrappen om de machine tot stil-
stand te brengen. Als de maaier niet stil staat
kan de tandwielkast beschadigen.
1. (Figuur 7) Trap het koppelings/rempedaal
(2) volledig in om de machine tot stilstand te
brengen. Houd het pedaal ingedrukt.
2. (Figuur 8) Zet de gashendel (7) in de
LANGZAAM stand.
3. (Figuur 10) Zet de versnellingshendel (4)
in één van de voorwaartse standen om voor-
uit te rijden. om achteruit te rijden moet de
versnellingshendel (4) in de achteruit stand
staan.
4. (Figuur 7) Laat het koppelings/rempedaal
(2) langzaam opkomen en haal u voet er van
af.
5. (Figuur 8) Zet de gashendel (7) in de SNEL
stand.
Gebruik van de handrem (Figuur 7)
1. Trap het koppelings/rempedaal (2) volledig
in.
2. Trek de handrem (6) omhoog.
3. Haal uw voet van het koppelings/rempe-
daal (2) af en laat de handrem (6) weer los.
Vergewis u ervan dat de handrem de ma-
chine op zijn plaats houdt.
4. Om de handrem (6) los te zetten, moet u het
koppelings/rempedaal (2) volledig intrap-
pen. De handrem zal automatisch los komen.
54
WAARSCHUWING: Voordat u van
de bestuurdersplaats afstapt, moet
u de versnellingshendel in de neu-
trale (N) stand zetten, de handrem aantrek-
ken, de mesbedieningshendel in de UITS-
CHAKELEN stand zetten, de motor afzetten
en het contactsleuteltje verwijderen.
Instellen van de maaihoogte (Figuur 9)
Om de maaihoogte te veranderen, moet u de
hoogte-instellingshendel (5) als volgt omhoog
of omlaag bewegen:
1. Duw de hoogte-instellingshendel (5) naar
voren om de maaibehuizing te laten zakken
en naar achteren om de maaierbehuizing
omhoog te brengen.
2. Als u over een trottoir of weg rijdt, moet u de
hoogte-instellingshendel (5) in de hoogste
stand zetten en de mesbedieningshendel in
de UITSCHAKELEN stand zetten.
De machine tot stilstand brengen
(Figuur 4)
1. Trap het koppelings/rempedaal (2) geheel
naar voren om de machine te laten stoppen.
Houd uw voet op het pedaal.
2. Zet de mesbedieningshendel (1) in de
UITSCHAKELEN stand.
3. Zet de versnellingshendel (4) in de NEU-
TRALE stand.
4. Trek de handrem (6) aan.
WAARSCHUWING: Vergewis u
ervan dat de handrem de machine
op zijn plaats houdt.
5. Zet de gashendel (7) in de LANGZAAM
stand.
6. Zet de motor af door het contactsleuteltje
(3) naar de OFF stand te draaien en verwij-
der het.
Transporteren van de machine
Volg de stappen hieronder om de machine te
transporteren.
1. Zet de mesbedieningshendel in de UITS-
CHAKELEN stand.
2. Zet de hoogte-instellingshendel in de
hoogste stand.
3. Zet de gashendel tussen LANGZAAM en
SNEL in.
4. Zet de gashendel dichter bij SNEL om sneller
te rijden.
Installeren van het zij–uitworphulpstuk
(Figuur 12)
WAARSCHUWING: Om te voorko-
men dat de motor start, moet u de
kabel van de bougie af trekken. Let
er op dat de mesrotatiekoppelinghendel
van het zij–uitworphulpstuk in de UITS-
CHAKELEN stand staat.
M.b.v. de mulchklep (1) kunt u het gras
mulchen om een fijn maaivlak te verkrijgen dat
er netjes uit ziet. Om het gras opzij uit te
NL