2. Verwijder de rode accukabel (5) van de po-
sitieve (+) pool (4).
3. Om de accuhouder (2) uit de accubak (3) te
halen, moet u op het lage einde van de
accuhouder (2) drukken.
4. Verwijder de accu (1) aan de rechter kant
van de machine.
Opladen van de accu (Figuur 3)
WAARSCHUWING: Zorg dat er
geen vonken kunnen optreden in
de buurt van een accu die wordt
opgeladen en rook niet. De dampen van het
accuzuur kunnen een explosie veroorza-
ken.
1. Haal de accu (1) uit de machine om hem op
te laden.
2. Gebruik een 12 volt acculader. Laad de accu
(1) op gedurende één uur met 6 Ampère.
3. Plaats de accu (1) terug in de machine.
WAARSCHUWING: Om vonken te
voorkomen, moet u eerst de rode
kabel (5) vast maken aan de posi-
tieve pool (+), voordat u de zwarte accuka-
bel vast maakt.
4. Maak de rode kabel (5) vast aan de posi-
tieve (+) pool (4) met de bevestigingsmater-
ialen, zoals aangegeven.
5. Maak de zwarte kabel (8) vast aan de nega-
tieve (–) pool met de bevestigingsmateria-
len, zoals aangegeven.
6. Maak de accuhouder (2) aan de accuslede
(3) vast.
Horizontaal stellen van de
maaibehuizing
Als de maaibehuizing horizontaal staat, zal het
mes beter snijden en het gazon er beter uitzien.
WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel van de bougie af trekken om te voorko-
men dat de motor onverhoeds start.
1. Zorg ervoor dat de machine op een hard, ho-
rizontaal oppervlak staat.
2. Controleer de bandenspanning. Als de ban-
denspanning onjuist is zal de maaibehuizing
niet egaal maaien. De juiste bandenspanning
is: voor 1,5 BAR (22 PSI), achter 1 BAR (14
PSI).
3. Open de klep (5).
4. (Figuur 17) Zet de hoogte-instellingshen-
del (1) in de HOOGTE–INSTEL–stand (2).
5. (Figuur 17 en 20) Maak de voorste en ach-
terste instelmoeren (1) los. Duw op beide
zijden van de maaibehuizing. Zorg ervoor dat
beide kanten van de maaibehuizing zich op
een horizontaal oppervlak bevinden. Zorg er
eveneens voor dat de hefbouten en instelpla-
ten los zitten en gemakkelijk omhoog en om-
laag kunnen glijden.
6. Draai de voorste en achterste instelk-
noppen (4) goed aan, eventueel met een
sleutel. Plastic instelknoppen (4), moeten
met een torsie van 9,5 N–m worden aange-
draaid; metalen instelknoppen (4) met een
torsie van 13,5 N–m.
F–010600J
7. (Figuur 19) Zet de hoogte–instellings–
hendel (1) vanuit de HOOGTE–INSTEL–
stand (2) in een MAAIHOOGTE–stand (3).
8. Sluit de klep (5).
9. Maai een kort stuk. Voer de bovenstaande
stappen opnieuw uit, als de hoogte of snede
niet egaal is.
LET OP!: Gebruik de machine niet met de
maaibehuizing in de HOOGTE–INSTEL–stand
(2). Gebruik van de machine in de HOOGTE–
INSTEL–stand (2), zal beschadiging aan de
maaibehuizing en het mes tot gevolg
hebben.
Smeren van de machine (Figuur 21)
Modellen met smeernippels:
smeer met een vetpistool.
Breng vet aan met een borstel
op de aangegeven plekken.
Smeer met motorolie op de
aangegeven plekken.
OPMERKING: Smeer de koppelingen van de
stuurstang.
LET OP! Als de machine wordt gebruikt in
droge gebieden met zand, moet u een droge
grafietspray gebruiken om de machine te
smeren.
Controleren van de banden
Controleer de bandenspanning. De machine zal
schokkerig rijden als de druk in de banden te
hoog is. Als de bandenspanning onjuist is zal de
maaibehuizing niet egaal maaien. De juiste ban-
denspanning is: voor 1,5 BAR (22 PSI), achter
1 BAR (14 PSI).
Vervangen van de hoofdaandrijfriem
(Figuur 22)
1. Verwijder de maaibehuizing. Zie de aanwij-
zingen onder "Verwijderen van de maaibe-
huizing".
2. Trap het pedaal geheel in en trek de hand-
rem aan.
3. Verwijder de geleidingsschijf (1).
4. Maak de riemgeleiders (5) naast de aan-
drijfschijf (4) los.
5. Haal de hoofdaandrijfriem (3) van de aan-
drijfschijf (4) af.
6. Verwijder de hoofdaandrijfriem (1) van de
stapelschijf (2).
7. Een nieuw exemplaar en assistentie, indien
nodig, is te verkrijgen van een erkend service
center bij u in de buurt.
8. De nieuwe riem kan geïnstalleerd worden
door de bovenstaande stappen in omge-
keerde volgorde te doorlopen.
9. Controleer dat de hoofdaandrijfriem (1)
goed loopt. Vergewis u ervan dat de riem
goed om de geleidingsschijf (2) zit. De
hoofdaandrijfriem (1) moet binnen alle
riemgeleidingen zitten.
10. Controleer de instelling van de koppeling
voordat u de machine gebruikt. Volg de aan-
wijzingen in "Controleren en instellen van de
koppeling".
58
11. Installeer de maaibehuizing. Volg de aanwij-
zingen in "Installeren van de maaibehuizing".
Vervangen van de maaiaandrijfriem
(Figuur 14)
1. Verwijder de maaibehuizing. Zie de aanwij-
zingen onder "Verwijderen van de maaibe-
huizing".
2. Duw de riemgeleider (1) weg van de gelei-
dingsschijf (2) en verwijder de maaiaandrij-
friem (3).
3. Trek het remblok (7) van de drijfasschijf (4)
vandaan en verwijder de maaiaandrijfriem
(3).
OPMERKING: Vervang de maaiaandrijf–
riem (3) alleen door een orginele riem van
een erkend service center.
4. Een geschikt vervangingsonderdeel is verk-
rijgbaar van een erkend service center bij u
in de buurt.
5. De maaiaandrijfriem (3) moet worden geins-
talleerd door de bovenstaande stappen in
omgekeerde volgorde te doorlopen.
6. Plaats de maaibehuizing weer terug. Volg de
aanwijzingen in "Installeren van de maaibe-
huizing".
7. Voordat u gaat maaien, moet u de mesrota-
tieregeling controleren. Volg de instructies
onder "Instellen van de mesrotatieregeling".
Verwijderen van de maaibehuizing
1. Zet de mesrotatiehendel (1) in de UITS-
CHAKELEN stand (8).
2. (Figuur 17) Zet de hoogte-instellingshen-
del (1) in de HOOGTE–INSTEL stand (2).
OPMERKING: Zorg dat de hefhendel (1) is
vergrendeld in de HOOGTE–INSTEL stand
(2).
3. (Figuur 25) Verwijder de splitpennen en rin-
gen van de achterste ophanging–armen
(3). Zie afbeelding C en D.
4. Verwijder de splitpennen en ringen van de
ophangingverbindingen (4). Zie afbeelding
A en B.
5. Maak de veer (5) los van de mesbedie-
ningsstang (6). Zie afbeelding E.
6. Maak de voorste beugel (9) los van de
frame–ondersteuning. Zie afbeelding F.
7. Verwijder de maaiaandrijfriem (7) van de
stapelschijf (8). Zie afbeelding "G".
8. Trek de maaibehuizing opzij naar rechts.
9. Zet de hefhendel in de TOP stand om de
maaier zonder behuizing te bedienen.
10. De maaibehuizing kan weer geïnstalleerd
worden door de bovenstaande stappen in
omgekeerde volgorde te doorlopen.
11. Let er op dat de maaiaandrijfriem (7) binnen
alle riemgeleidingen (10) loopt en onde de
spacerbuis (11) zit.
Installeren van de wielen
Indien de wielen zijn verwijderd voor onderhoud,
moeten ze als volgt weer worden geinstalleerd.
Voorwiel (Figuur 24)
1. Let er op dat het ventiel (2) aan de buitenk-
ant zit. Schuif het voorwiel (1) op de as (3).
NL