1. Plaats de gemonteerde machine op
de gewenste standplaats en mar-
keer de boorgaten.
2. Zet de machine opzij en boor de ga-
ten in de bodem.
3. Richt de machine uit boven de bo-
ringen en schroef ze vast aan de
bodem.
8.
Bediening
Gevaar voor ongevallen!
De zaagmachine mag slechts door
één persoon tegelijk bediend wor-
den. Andere personen mogen uit-
sluitend werkstukken aanreiken of
afnemen en moeten op een afstand
van de zaagmachine blijven staan.
Controleer of alles goed functioneert
alvorens met de werkzaamheden te
beginnen:
– netsnoer en netstekker;
– hoofdschakelaar;
– spouwmes;
– afdekkap;
– hulpstukken (duwstok, duwhout en
greep).
Zorg ervoor dat u zichzelf ook be-
schermt:
– draag een stofmasker;
– draag oordoppen;
– draag een veiligheidsbril.
Let steeds op een juiste houding en
plaats tijdens het zagen:
– neem plaats aan de voorkant;
– tegenover het zaagblad;
– links naast het draaivlak van het
zaagblad;
– bij het werken met twee personen
moet de tweede persoon op vol-
doende afstand van de zaag staan.
Naargelang het soort werk dat u ver-
richt, gebruikt u:
– toegelaten werkstuksteunen - als
werkstukken na het afzagen van de
zaagtafel zouden vallen;
– schaafselafzuigsysteem.
Vermijd typische bedieningsfouten:
– Probeer nooit het zaagblad af te
remmen door er van de zijkant te-
genaan te drukken. Er bestaat te-
rugslaggevaar.
– Druk het werkstuk tijdens het zagen
steeds op de tafel en plaats het
nooit op zijn smalle kant. Er bestaat
terugslaggevaar.
– Zaag nooit verschillende stukken –
ook geen bundels met verschillende
aparte stukken tegelijk. Er is gevaar
voor lichamelijk letsel als aparte
stukken zonder steun door het
zaagblad worden gegrepen.
Intrekrisico!
Zaag nooit werkstukken die aan tou-
wen, snoeren, riemen of draden han-
gen of dergelijke materialen bevatten.
8.1
Zaagselafzuiginstallatie
Gevaar!
Sommige soorten zaagsel (bijvoor-
beeld van beuken-, eiken- en essen-
hout) kunnen bij inademing kanker-
verwekkend zijn. Werkzaamheden in
gesloten ruimten mogen alleen met
een geschikte zaagselafzuiginstalla-
tie worden uitgevoerd.
De afzuiginstallatie moet voldoen
aan de volgende eisen:
– passend op de buitendiameter van
de aanzuigstomp (zaagselkap
38 mm; beschermkast 100 mm);
– luchtdebiet
460 m³/h;
– Onderdruk aan het afzuigstuk van
de zaag
530 Pa;
– Luchtsnelheid aan het afzuigstuk
van de zaag
20 m/s.
De aanzuigstompen voor de afvoer van
het zaagsel bevinden zich op het frame
van de cirkelzaag en op de zaagblad-
beschermkast.
Let ook op de gebruiksaanwijzing van
de spanenafzuiginstallatie!
Het werken zonder afzuiginstallatie is
alleen toegestaan:
– in openlucht;
– bij kortstondig gebruik
(gedurende max. 30 minuten);
– met stofmasker.
NEDERLANDS
8.2
Zaaghoogte instellen
Gevaar!
Voorwerpen of lichaamsdelen die
zich binnen de instelzone bevinden,
kunnen door een draaiend zaagblad
meegetrokken worden! Begin dus
nooit met het instellen van de zaag-
hoogte voordat het zaagblad hele-
maal tot stilstand gekomen is!
De snijhoogte van het zaagblad moet
aangepast worden aan de hoogte van
het werkstuk: de zaagselkap moet aan
de voorzijde met de onderkant op het
werkstuk liggen.
Snijhoogte door draaien van de
krukas (108) aan de zaagbladkast
instellen.
108
Opmerking:
Om een eventuele speling bij de zaag-
hoogteverstelling te compenseren,
plaatst u het zaagblad altijd langs de
onderkant op de gewenste positie.
8.3
De zaagbladhelling instel-
len
Gevaar!
Voorwerpen of lichaamsdelen die
zich binnen de instelzone bevinden,
kunnen door een draaiend zaagblad
meegetrokken worden! Begin dus
nooit met het instellen van de zaag-
13