7 VERPLAATSEN
De waarschuwingsmarkeringen op de verpakking geven de
voorschriften aan die in acht moeten worden genomen om te
garanderen dat het apparaat tijdens de verplaatsing niet be-
schadigd wordt.Het apparaat mag uitsluitendmet geschikte
middelen worden verplaatst. Bij gebruik van hefsystemen, zo-
als vorkheftrucks en dergelijke toestellen, moet worden gecon-
troleerd of het apparaat een stabiel evenwicht heeft.
8 UITPAKKEN
Controleer de conditie van de verpakking. Als deze zichtbaar
beschadigd is, moet de transporteur worden gevraagd om een
inspectie van de goederen.
• Verwijder de verpakking.
• Verwijder de beschermfolie van de binnen- en buitenpanelen.
Eventuele lijm die hierop achterblijft kunt u verwijderen met
een geschikt oplosmiddel.
9 PLAATSING
• De totale afmetingen van het apparaat en de positie van de
aansluitingen worden gegeven in het installatieschema aan
het begin van deze handleiding.
• Het apparaat kan afzonderlijk of in combinatie met andere ap-
paraten uit de dezelfde productenreeks worden geïnstalleerd.
• Het apparaat is niet geschikt voor inbouw.
• Plaats het apparaat op een afstand van minstens 10 cm tot
aangrenzende wanden. Deze afstand mag kleiner zijn als de
wanden niet brandbaar zijn of een hitte-isolatie hebben.
MONTAGE VAN HET APPARAAT OP DE BASIS
Volg de instructies die worden gegeven bij het gebruikte type
ondersteuning.
VERBINDING VAN APPARATEN
• Plaats de apparaten naast elkaar en stel de bovenbladen op
dezelfde hoogte af.
• Verbind de apparaten met speciale naadafdekkingen die op
aanvraag worden geleverd
10 DAMPAFVOERSYSTEEM
Maak de dampafvoer afhankelijk van het 'type' apparaat.Het
'type' staat vermeld op de typeplaat van het apparaat.
APPARATUUR TYPE 'A1'
• Plaats apparatuur van het type 'A1' onder een afzuigkap om
ervoor te zorgen dat rook en dampen die tijdens de voedsel-
bereiding ontstaan worden afgevoerd.
APPARATUUR TYPE 'B21'
• Plaats apparatuur van het type 'B21' onder een afzuigkap.
APPARATUUR TYPE 'B11'
• Monteer boven apparatuur van het type 'B11' een geschikt
rookkanaal, dat kan worden besteld bij de fabrikant van de
apparatuur. Volg de bij het rookkanaal geleverde montage-
instructies op.
• Verbind een buis met een diameter van 150/155 mm, be-
stand tegen een temperatuur van 300°C, met het rookkanaal.
• Leid deze naar buiten of naar een schoorsteen waarvan u
zeker weet dat hij goed functioneert. De buis mag niet langer
zijn dan 3 meter.
6
11 AANSLUITINGEN
De positie en de afmeting van de aansluitingen worden vermeld
in het installatieschema aan het begin van deze handleiding.
VERBINDING MET DE GASLEIDING
Controleer of het apparaat geschikt is voor het type gas waar-
mee het zal worden gevoed. Controleer wat er wordt aange-
geven op de labels op de verpakking en op het apparaat.Pas
het apparaat indien nodig aan het gebruikte type gas aan. Volg
de instructies in de paragraaf 'Aanpassing aan een ander type
gas' verderop in deze handleiding op.
• Installeer bovenstrooms van het apparaat, op een gemakke-
lijk te bereiken plaats, een kraan om het gas snel te kunnen
afsluiten.
• Gebruik geen aansluitleidingen met een kleinere diameter
dan die van de gasaansluiting van het apparaat.
• Controleer na de aansluiting of er geen lekken zijn op de ver-
bindingspunten.
AARDING EN EQUIPOTENTIAALVERBINDING
Verbind elektrische apparaten met een deugdelijke aardingslei-
ding. Sluit de aardgeleider aan op de klem met het symbool
dat naast het ingangsklemmenbord van de lijn zit.
Verbind de metalen structuur van het elektrische apparaat met
een equipotentiaalverbinding. Sluit de geleider aan op de klem
met het symbool
die op de buitenkant van de bodem zit.
• Dit symbool duidt erop dat het apparaat moet worden opge-
voorschriften van de geldende normen is aangesloten.
AANSLUITING OP DE WATERLEIDING
Voed het apparaat met drinkwater.
• Installeer bovenstrooms van het apparaat, op een gemakke-
itkraan.
• Tap eventuele ijzerdeeltjes af uit de aansluitleidingen alvo-
• Maak de niet verbonden aansluitpunten dicht met een goed
sluitende dop.
• Controleer na de aansluiting of er geen lekken zijn op de ver-
bindingspunten.
• Warmwateraansluiting: de watertemperatuur mag niet hoger
zijn dan 60°C.
• De voedingsdruk van het water moet tussen 150 kPa en 300
kPa liggen. Gebruik een drukverlager als de voedingsdruk
hoger is dan de aangegeven maximumdruk.
• Het apparaat is bedoeld om permanent op de waterleiding
te worden aangesloten en niet met een scheidbare verbin-
dingsset.
AANSLUITING OP DE WATERAFVOERPUNTEN
Het waterafvoersysteem moet zijn gemaakt van materialen die
bestand zijn tegen temperaturen van 100 °C. De onderkant van
het apparaat mag niet blootstaan aan stoom die wordt veroor-
zaakt bij de afvoer van heet water.
12 AANPASSING AAN EEN ANDER TYPE GAS
In de tabel T1 worden, per land van bestemming, weergegeven:
• de gastypen die kunnen worden gebruikt om het apparaat te
laten werken.
-