Bedrijfsmodus van het apparaat
X-zone 5500: ON-modus
X-am 5x00: Ingeschakeld
X-zone 5500: STANDBY-modus
X-am 5x00: uitgeschakeld
X-zone 5500: OFF-modus
X-am 5x00: uitgeschakeld
3.4
Functietest met gas uitvoeren
WAARSCHUWING
!
Gevaar voor de gezondheid! Testgas nooit inademen.
Volg de gevareninstructies van de betreffende
veiligheidsinformatiebladen op.
VOORZICHTIG
!
Vóór ieder gebruik moet bij elk apparaat een
functietest worden uitgevoerd.
Voor een veilig pompbedrijf moet de functietest elke
keer dat de houder wordt geplaatst worden uitgevoerd.
AANWIJZING
i
i
Sensorspecifieke bijzonderheden bij de functietest
staan
beschreven
sensorgegevensbladen.
De functietest kan op drie verschillende manieren worden
uitgevoerd.
3.4.1
Functietest van de X-am 5000/5600
Functietest vóór het plaatsen in de X-zone 5500 volgens
de
gebruiksaanwijzing
uitvoeren.
3.4.2
Functietest van de X-am 5000/5600 in combinatie
met de X-zone 5500
In de diffusiemodus
Dräger X-zone 5500
Voeding van de X-am
5x00
X-am 5x00 wordt
permanent van energie
voorzien.
X-am 5x00 wordt door
een flowmodus van
energie voorzien.
X-am 5x00 wordt niet
van energie voorzien.
in
de
betreffende
van
het
gasmeetinstrument
1
2
02733112.eps
1. X-zone 5500 inschakelen (zie "Apparaat inschakelen" op
pagina 155).
2. Adapter (1) (bestelnr. 83 23 314) op de houder (diffusie)
zetten.
3. Slang van de testgascilinder op de adapter bevestigen (2).
4. De afsluiter van de testgascilinder openen, zodat gas over
de sensoren stroomt.
5. Wachten totdat het apparaat de testgasconcentratie met
voldoende tolerantie weergeeft:
Ex: ±20 % van de testgasconcentratie
1
O
: ±0,8 vol.-%
2
TOX: ±20 % van de testgasconcentratie
Afhankelijk van de testgasconcentratie wordt bij het
overschrijden van de alarmgrenzen het alarm A1 of A2
geactiveerd.
6. De afsluiter van de testgascilinder sluiten en de adapter
van de houder nemen.
Wanneer de indicaties niet in de bovenvermelde bereiken
liggen: Laat de X-am 5x00 door onderhoudspersoneel
kalibreren.
In de pompmodus
1. X-zone 5500 inschakelen (zie "Apparaat inschakelen" op
pagina 155).
2. Afsluiter op testgascilinder schroeven.
3. Slang van testgascilinder met de klok mee op het filter
schroeven.
4. Wachten totdat het apparaat de testgasconcentratie met
voldoende tolerantie weergeeft:
Ex: ±20 % van de testgasconcentratie
1
O
: ±0,8 vol.-%
2
TOX: ±20 % van de testgasconcentratie
Afhankelijk van de testgasconcentratie wordt bij het
overschrijden van de alarmgrenzen het alarm A1 of A2
geactiveerd.
5. Slang van de testgascilinder tegen de klok in van het filter
afschroeven.
Wanneer de indicaties niet in de bovenvermelde bereiken
liggen: Laat de X-am 5x00 door onderhoudspersoneel
kalibreren.
1
Bij opgave van het Dräger-menggas (bestelnr. 68 11 130) moeten
de weergaven in dit bereik liggen. Afwijkende concentraties
kunnen worden ingesteld met de meegeleverde PC-software
Dräger CC-Vision.
Werking
1
1
.
03633112.eps
1
1
.
157