6 Vloeren reinigen
14
6.2 Stoomboost gebruiken
15
10. Druk op de stoomtoets (afb. 14/pijl) aan de handgreep
en houd de toets net zolang ingedrukt als er stoom uit
het apparaat moet komen.
11. Beweeg het apparaat voor het stoomreinigen langzaam
naar voren en naar achteren. Als u reinigingsmiddel ge-
bruikt, beweeg dan meermaals (minstens 3 keer) over
iedere baan, zodat een gesloten laag reinigingsmiddel
kan ontstaan.
WAARSCHUWING:
Gevaar voor vallen! Ga bij het reinigen van gladde vloe-
ren en trappen/treden bijzonder voorzichtig te werk! Zorg
ervoor dat bij het reinigen van gladde vloeren maar wei-
nig stoom geproduceerd wordt, omdat er anders een
dunne laag vocht op de vloer ontstaat. Minder stoom
zorgt voor sneller drogen en vermindert het gevaar om
uit te glijden.
OPGELET:
Laat het apparaat niet op één plaats staan als het in wer-
king is. Beweeg het apparaat voortdurend. Anders
bestaat verhoogd gevaar dat de ondergrond beschadigd
wordt.
AANWIJZING:
Als het lampje van de klaar-voor-gebruik indicatie uit-
gaat, kunt u toch verder werken. Pas als de geprodu-
ceerde stoom niet langer volstaat, moet u de stoomtoets
(afb. 1/2) loslaten en wachten tot het lampje van de
klaar-voor-gebruik indicatie (afb. 1/10) weer brandt.
WAARSCHUWING:
Verbrandingsgevaar! Richt de stoom nooit op personen,
dieren of planten. Richt de stoom steeds omlaag op de te
reinigen ondergrond. Let er ook dan op dat lichaamsdelen
nooit in de uitgestoten stoom terecht kunnen komen.
Gebruik het apparaat nooit zonder schoenen te dragen.
Druk op de stoomboost-toets (afb. 15/pijl) om opgedroogd
vuil m.b.v. een geconcentreerde stoomstraal los te maken.
Vervolgens wordt uit het straalmondstuk vooraan op de
stoomvoet geconcentreerd stoom uitgestoten (afb. 15/
).
105