J – DOORSTROOMBEGRENZER OF DOMPELBUIS (OPTIONEEL)
De doorstroombegrenzer zorgt voor een veilige ontluchting van gas uit de gasfles indien
het combinatieventiel breekt boven de inlaatstang (bijv. vallen van de fles). De dompelbuis
heeft een dergelijke functie niet. De doorstroombegrenzer en dompelbuis verhinderen dat
verontreiniging van de fles in het combinatieventiel terechtkomt.
DRUKAFLAATVENTIEL VAN HOGEDRUKDEEL – SCHEURMEMBRAAN (OPTIONEEL)
Het aflaatventiel voor hoge druk beschermt de fles en het hogedrukdeel van het
combinatieventiel tegen schade veroorzaakt door een verhoging van de gasdruk. Indien
het drukaflaatventiel geactiveerd werd, zal het niet opnieuw afgesloten worden en moet het
combinatieventiel buiten bedrijf worden gesteld voor reparatie (zie Hoofdstuk 9).
Opmerking: de kleur van het product (in het bijzonder de behuizing, stroomregelaar en
het afsluitventiel) hoeft niet overeen te komen met de kleurcode van het gas.
6.
GEBRUIK VAN HET PRODUCT
NL
6.1. BEDIENING DOOR EIGENAAR, DISTRIBUTEUR – VULSTATION
6.1.1 BEHUIZING
Een ventielbehuizing moet waar mogelijk aangebracht worden. Indien de gebruikte behuizing
voldoet aan de norm EN ISO 11117, moet het pakket van combinatieventiel met behuizing en
gasfles voldoen aan de vereisten van de valproef volgens EN ISO 10524-3.
Het totale gewicht van het pakket zoals aangegeven op het combinatieventiel mag niet
overschreden worden indien de GCE-behuizing wordt gebruikt, de behuizing niet voldoet aan
EN ISO 11117 of geen behuizing wordt gebruikt.
Opmerking: het totale gewicht van het pakket omvat het gewicht van het
combinatieventiel, van de fles gevuld met gas tot de max. limiet en alle permanent
vastgemaakte delen.
De behuizing moet een vlotte toegang tot alle regelelementen van het combinatieventiel
mogelijk maken. Bovendien mag ze de aansluiting van medische hulpmiddelen en andere
accessoires op de uitlaat van het combinatieventiel (bijv. vuladapter) niet hinderen, mag ze
de functies van het combinatieventiel (bijv. drukaflaatventiel) niet beïnvloeden en mag ze de
leesbaarheid van labels en aanduidingen niet beperken.
Er bestaat een groter risico op schade indien het combinatieventiel gebruikt wordt
zonder behuizing.
6.1.2 HET COMBINATIEVENTIEL VERBINDEN MET EEN GASFLES
Alle voorschriften inzake de zuiverheid van zuurstof moeten in acht worden genomen tijdens
de installatie.
•
Controleer het combinatieventiel en de gasfles (in het bijzonder de schroefdraad van de
inlaatstang van het ventiel en de schroefdraad van de gasfles) op zichtbare beschadiging.
•
Controleer het combinatieventiel en de gasfles op verontreiniging. Pas zo nodig de
reinigingsprocedure volgens hoofdstuk 8 toe. Voor het reinigen van de gasfles wordt
verwezen naar de betreffende procedure van de fabrikant van de fles.
•
Controleer of de totale levensduur van het combinatieventiel en de gasfles niet overschreden
is.
•
Controleer of de inlaatstang van het product compatibel is met de gasfles.
•
Controleer of alle dichtingen aanwezig zijn aan de inlaatstang en of alle afdichtingsmaterialen
(PTFE-tape, O-ring) intact zijn.
•
Controleer of de nominale druk van de gasfles hoger is dan de inlaatdruk van het
combinatieventiel.
•
Bij de variant met GCE-behuizing moet het beschermende deksel van de vulopening
genomen worden.
•
Verzeker dat bij het aansluiten van apparaten de behuizing en andere delen van het
44/104