Er zijn drie snelheden beschikbaar:
Er zijn drie snelheden beschikbaar:
ZELFDIAGNOSE
Het apparaat is uitgerust met een systeem voor zelfdiagnose om een aantal
fouten te kunnen identificeren. Foutmeldingen worden weergegeven op het
beeldscherm van het apparaat.
1
94
94
VENTILATOR-MODUS
Wanneer het apparaat in deze modus gebruikt wordt moet de luchtafvoer-
slang niet aangesloten zijn.
• Druk een aantal keren op de toets M tot het symbool
• Selecteer de vereiste ventilatorsnelheid door te drukken op de toets
Maximumsnelheid: voor maximaal ventilatorvermogen
Halve snelheid: vermindert geluidsniveaus maar biedt nog steeds een goed
comfortniveau
Lage snelheid: voor een stille werking
DROOG-MODUS
Ideaal om de luchtvochtigheid in de kamer te verlagen (lente en herfst,
vochtige kamers, periodes met regen, enz).
Voor de droog-modus moet het apparaat op dezelfde manier voorbereid
worden dan bij de koel-modus, met de luchtslang aangesloten om het vocht
naar buiten te leiden.
Om deze modus juist in te stellen:
• Druk een aantal keren op de toets M tot het symbool
• Selecteer de vereiste ventilatorsnelheid door te drukken op de toets
Maximumsnelheid: voor de beste ontvochtiging.
Halve snelheid: kan het geluidsniveau verminderen maar nog steeds een
goede ontvochtiging behouden.
Lage snelheid: voor een stille werking maar met verminderde ontvochtiging.
DE TEMPERATUUR VOOR HET UITSCHAKELEN VAN DE EENHEID WIJZIGEN
Druk bij het apparaat in stand-by gedurende 20 seconden op de toets M,
daarna kan u de temperatuur waarbij de eenheid zal uitschakelen wijzigen.
Bijvoorbeeld:
Voor het wijzigen, in de koelmodus, zal het scherm er uit zien zoals op Afb. 1.
Na het wijzigen, in de koelmodus, zal het scherm er uit zien zoals op Afb. 2.
Afb. 1
verschijnt.
verschijnt.
Afb. 2
.
.