Attentie ! Afdekkingen c.q. delen die zonder hulpmiddelen van
het toestel verwijderd kunnen worden, moeten voor
de veilige werking weer op het toestel aangebracht
worden, zodat bijv. het binnendringen van vreemde
voorwerpen, vloeistoffen enz. wordt voorkomen.
De voor het roerproces gebruikte roervaten moeten worden beve-
stigd. Let op de stabiliteit van de gehele opstelling.
Extra risico's voor de gebruiker kunnen optreden wanneer bij het
roerproces ontvlambaar materiaal wordt gebruikt of wanneer bij
het gebruik van glasinrichtingen de overgebrachte mechanische
energie van het roertoestel glasbreuk ten gevolg heeft.
Bovendien mogen alleen stoffen of mengsels van stoffen met het
roerapparaat worden geroerd, waarvan de gebruiker weet dat de
energietoevoer als gevolg van het roeren geen bezwaren oplevert.
Hetzelfde geldt ook voor de energietoevoer door zoninstraling tij-
dens het roeren.
Let er voor de inbedrijfstelling van het apparaat op dat het kleinste
toerental is ingesteld omdat het toestel anders begint te lopen
met het laatste ingestelde toerental. Het roeren op hoge toeren-
tallen kan tot gevolg hebben dat de stof uit de menghouder spat.
Het kan niet worden uitgesloten dat er elektrostatische processen
op gang komen tussen de stof en de aandrijfas, die gevaarlijk zijn
voor de gebruiker.
Na een onderbreking van de stroomtoevoer of een mechanische
onderbreking tijdens het roeren, start het apparaat weer vanzelf.
Het is verboden het roertoestel RW 14 basic te gebruiken in
explosiegevaarlijke omgevingen, voor het mengen van gevaarlijke
stoffen en onder water.
Accessoires mogen alleen worden gemonteerd nadat de stekker
uit de contactdoos is getrokken.
032004
Correct gebruik
Het roerwerk RW 14 basic
is door het gebruik van ver-
schillende
roertoestellen
geschikt voor het roeren en
mengen van vloeistoffen
met een lage tot gemiddel-
de viscositeit. Het is ont-
worpen voor het gebruik in
laboratoria.
De arm van het apparaat (zie
afbeelding 2) moet voor
gebruik volgens de voor-
schriften zorgvuldig met behulp van een kruismof aan een statief
worden bevestigd. Plaats het apparaat op een vlakke en stabiele
ondergrond. Let erop dat het bevestigingsmateriaal (bijv. plaatsta-
tief) niet kan omkiepen, op een stabiele ondergrond wordt
geplaatst en tijdens het roeren niet verschuift.
Gebruik een afscherming voor de roeras (bijv. R 301 met R 301.1,
zie afbeelding 6).
De veiligheid van de gebruiker is niet langer gewaarborgd wanneer
het apparaat met accessoires wordt gebruikt die niet door de pro-
ducent geleverd of aanbevolen worden, of wanneer het apparaat
niet volgens de voorschriften van de producent wordt gebruikt.
Raak de draaiende delen niet aan als het apparaat is ingeschakeld.
Afb. 2
41