NL
HOOFDSTUK 5
PROGRAMMERING
5.1 BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Het bedieningspaneel wordt in afb. 1 getoond
5.2 INFORMATIE OP HET DISPLAY
Tijdens de normale werking (en dus zonder alarmen) kunnen op het display de volgende meldingen elkaar afwisselen als op de toets
MODE wordt ged:
1. BAR/PSI - Weergave van de druk
•
Huidige druk, weergegeven bij de grote
cijfers van het display
•
Huidig actieve setpoint (set 1 of set 2),
weergegeven bij de kleine cijfers van
het display
•
Symbool van het type controle
•
Gebruikte meeteenheid voor de druk
(bar of PSI)
2. Hz - Frequentie van de motor
•
Huidige frequentie van de pomp
uitgedrukt in Hz
118
•
Grafische indicatie van de frequentie
•
Indicatie van de status Master (P) of
Slave (S) alleen voor de configuratie
van het systeem
•
Bericht van afwezigheid van de sensor
SLNS, alleen voor de Slave in de
configuratie systeem
•
Weergave van het configuratieadres
systeem 'Inn'
•
Grafische indicatie van de frequentie
•
Meeteenheid
•
Indicatie: Dag/Tijd/Druk/Alarmen/
Fouten/Geavanceerde parameters
Frequentie/Stroom/Status pomp.
•
Aanwijzing voor de toegang tot de
prorammering.
•
Meeteenheid van de weergegeven
parameter.
•
Alarmindicatie voor temperatuur.
•
Adres module (Primair/Secundair).
•
START/STOP/Reset-toets.
•
Toets voor de bevestiging van de
uitgevoerde wijzigingen.
•
Toets waarmee tijdens het instellen
de uitgevoerde wijzigingen kunnen
worden geannuleerd.
•
Toetsen voor het wijzigen van de
parameters.
•
Toets voor het wijzigen van de
weergave.
•
Pictogram weergave type controle.
•
Indicatie weergegevn setpo.
•
LED Werking (groen)
Alarm/Fout (rood)
•
LED lijn groen.
•
Grafische weergave van de aan de
motor afgegeven frequentie.