nl
2. De filterbehuizing met glasplaat en module
(een component) demonteren. Hiertoe de
moeren (M8) van de schroefdraadstangen,
op het deksel van de filterbehuizing,
verwijderen.
De filterbehuizing met glasplaat en module
naar beneden toe eruit nemen.
3. Om een optimale afvoercapaciteit te
bereiken moet de kap midden boven de
kookplaat geplaatst zijn.
Het midden van de kap middels een
schietlood op het plafond aftekenen. Dan de
positie van de ophanguitboringen van de kap
overnemen en overbrengen op het plafond.
4. De ophanguitboringen in het plafond
(gatdiameter 10 mm) maken en de
meegeleverde pluggen plaatsen. Schroef nu
de houtdraadbouten in de pluggen en laat
deze ca. 20 mm naar buiten komen. Bevestig
de kap met onderlegringen en moeren aan
de houtdraadbouten. Let erop dat het
bedienpaneel overeenkomt met de kant van
de bediener. Kap uitlijnen en moeren stevig
aanhalen.
5. Afvoerslang aan de bouwkundige eisen
aanpassen en via de plafonduitsparing in de
kap inbrengen, zodat deze ca. 100 mm onder
de kap uitsteekt.
Maak nu de elektrische verbinding met het
stroomnet. Afvoerslang op de aansluitmof van
de module steken en middels slangklem
koppelen.
6. Schuif nu de filterbehuizing met glasplaat
en module weer de kap in. De montage van
de filterbehuizing inclusief glasplaat en
module gebeurt in omgekeerde volgorde als
bij punt 1. en punt 2. omschreven.