5.3
VERSNELLINGSKNOP
Stelt het aantal toeren van de motor af (afb. 6.A).
De diverse standen staan als volgt
aangeven op de sticker:
1. Vol toerental. Dit moet steeds gebruikt
worden tijdens de werking van de machine.
2. Minimum. Te gebruiken wanneer de motor
warm genoeg is tijdens de parkeerfasen.
3. "Choke" ingeschakeld. Dit wordt
gebruikt om de motor koud op te starten.
5.4
COMMANDO SNELHEIDSREGELAAR
De snelheidsregelaar staat toe de
voortbewegingssnelheid te regelen (afb. 7.A).
De diverse standen staan als volgt
aangeven op de sticker:
1. Maximumsnelheid.
2. Minimumsnelheid.
BELANGRIJK De overgang van een snelheid
op een andere gebeurt wanneer de motor
draait en de koppeling ingeschakeld.
Raak de snelheidsregelaar aan niet wanneer de motor
uitgeschakeld is. Dit kan de regelaar zelf beschadigen.
OPMERKING Indien de machine niet
vooruitgaat met de bediening in de stand «
» volstaat het de hendel in de stand «
daarna weer in de stand «
5.5
HENDEL REM MOTOR / SNIJ-INRICHTING
Deze hendel staat toe de motor op te starten en te stoppen
en schakelt tegelijkertijd de snij-inrichting in/uit (afb. 8.A).
5.6
BEDIENINGSHENDEL AANDRIJVING
Deze hendel schakelt de aandrijving aan de wielen
in en staat de voortbeweging van de machine toe.
1. Aandrijving ingeschakeld. De
grasmaaier beweegt wanneer de
hendel tegen de steel geduwd is (afb.
8.B). De grasmaaier stopt met rijden
als de hendel losgelaten wordt.
BELANGRIJK De motor moet steeds met
uitgeschakelde aandrijving gestart worden.
BELANGRIJK Om te vermijden de aandrijving te
beschadigen, mag men de machine niet achteruit
trekken met de aandrijving ingeschakeld.
» en vlak
» te brengen.
5.7
AFSTELLING VAN DE MAAIHOOGTE
Door het chassis omlaag of omhoog te brengen, kan
het gras op verschillende hoogtes gemaaid worden.
Doe dit enkel wanneer de
snij-inrichting stil staat.
• Regeling Type "I".
De afstelling van de maaihoogte wordt verkregen door
op de toets (afb. 9.A) te drukken en het chassis op te
tillen of te laten dalen, met behulp van de handgreep
(afb. 9.B), tot de gewenste positie bereikt is.
• Regeling Type "II".
De hoogteverstelling van de maaihoogte
gebeurt aan de hand van de daarvoor bestemde
hendel (afb. 9C) die het frame omhoog of
omlaag brengt tot op de gewenste positie.
6.
GEBRUIK VAN DE MACHINE
De veiligheidsnormen die in acht genomen
moeten worden, zijn beschreven in hfdst. 2.
Neem deze aanwijzingen strikt in acht om
geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
BELANGRIJK Voor de aanwijzingen met betrekking
op de motor en de accu (indien voorzien), verwijst
men naar de desbetreffende handleidingen.
6.1
VOORAFGAANDE WERKZAAMHEDEN
Alvorens te beginnen met werken dienen er
enkele controles en handelingen uitgevoerd te
worden om er zeker van te zijn dat het werk op de
meest nuttige en veilige manier zal verlopen.
Plaats de grasmaaier horizontaal en stevig op het terrein.
6.1.1
Olie en benzine bijvullen
BELANGRIJK De machine wordt zonder
motorolie en brandstof geleverd.
Vooraleer de machine te gebruiken, moet
men de aanwezigheid van brandstof en het
oliepeil controleren (par. 7.2, par. 7.3). Voor de
werkwijzen en de voorzorgsmaatregelen voor het
bijvullen van brandstof en olie (zie par. 7.2, par.
7.3) en het instructieboekje van de motor.
6.1.2
Voorbereiding van de machine voor het werk
OPMERKING Met deze machine kan men het gras
op verschillende wijzen maaien; vooraleer het werk aan
te vangen, raadt men aan de machine af te stellen al
naargelang de wijze waarop men het gras wil maaien.
a. Voorbereiding voor het maaien en opvangen
van het gras in de opvangzak:
NL - 6