SEMI-AUTOMATISCH LASSEN VAN ALUMINIUM (MIG MODUS)
Met de PULSEMIG kunt u lassen met aluminiumdraad met een Ø van 0.8 tot 1.2 mm (II-B).
Voor aluminium dient u een specifiek zuiver Argon (Ar) gas te gebruiken. Om het juiste gas te kiezen, kunt u advies vragen aan uw gasleverancier.
De gastoevoer bij aluminium ligt tussen 15 en 25 liter per minuut, afhankelijk van de omgeving en de ervaring van de lasser.
De verschillen tussen het gebruik van staal en aluminium:
- Gebruik specifieke aanvoerrollen voor het lassen van aluminium.
- Zet minimale druk op de rollen van de draadaanvoer zodat de draad niet geplet wordt.
- Gebruik de capillaire buis (bestemd om het draad van de rollen van het draadaanvoersysteem naar de EURO-aansluiting te geleiden) uitsluitend
voor het lassen van staal/inox (II-B).
- Gebruik een speciale aluminium-toorts. Deze toorts voor aluminium heeft een teflon mantel, om de wrijving te verminderen. Niet de mantel bij de
aansluiting afknippen! Deze mantel wordt gebruikt om de draad vanaf de rollen te geleiden.
- Contact-buis : gebruik een SPECIALE aluminium contactbuis die overeenkomt met de diameter van het draad.
Tijdens het gebruik van de rode of blauwe mantel (lassen van aluminium) wordt aanbevolen om het accessoire
91151 (II-C) te gebruiken. Deze inox geleidingshuls zorgt voor een betere centrering van de mantel en verge-
makkelijkt de aanvoer van de draad.
SEMI-AUTOMATISCH LASSEN CUSI EN CUAL (HARDSOLDEREN)
De PULSEMIG is geschikt voor het lassen met CuSi en CuAl draad met een Ø van 0,8 tot 1,0 mm.
Net zoals bij staaldraad moet er een capillaire buis geplaatst worden, en moet men een toorts met een staal-mantel gebruiken. Bij het hardsolderen
moet een puur Argon (Ar) gas gebruikt worden.
AANSLUITING GAS
- Installeer een geschikte drukregelaar op de gasfles. Sluit deze aan op het lasapparaat met de bijgeleverde slang. Bevestig de twee klemmen om
eventuele lekkages te voorkomen.
- Verzekert u zich ervan dat de gasfles goed is bevestigd, en volg nauwkeurig de aanwijzingen op voor het vastmaken van de ketting op de genera-
tor.
- Regel de gastoevoer door aan het wieltje op de drukregelaar te draaien.
NB : om de gastoevoer eenvoudiger te kunnen regelen, kunt u op de trekker van de toorts drukken om de rollen aan te drijven (wieltje van de
draadaanvoer losser draaien om zo te voorkomen dat het draad wordt meegetrokken). Maximale gasdruk : 0.5 MPa (5 bars). Deze procedure is niet
van toepassing op het lassen in de « No Gaz » module.
ALGEMENE ORGANISATIE VAN DE BEDIENING
Instellingen
• Informatie : alle productinformatie wordt hierin vermeld (Model, S/N .....)
• Procedure : hiermee kan de lasprocedure gekozen worden : MIG-MAG, TIG of MMA.
• Instellingen : de geavanceerde instellingen van het apparaat zijn hierin verenigd (weer-
gave, naam van het apparaat, taal...)
1
• Kalibratie : hiermee kan een kalibratie-procedure voor de snelheid van de aandrijfrollen
worden gelanceerd
• Portability : laden/downloaden van «JOBS» vanaf of op een USB-stick en het downloaden
van een instelling vanaf een USB-stick.
• Traceability : Alle lasnaden kunnen worden opgeslagen en op USB-stick worden gezet.
Lasprocedure : komt overeen met het type lasklus dat wordt uitgevoerd :
Instelling procedure : voor het ingeven van de instellingen van de lasklus,
1
2
De verschillende schermen met instellingen,
2
JOB : geeft toegang tot de verschillende JOB oproepmodules.
3
Instellingen procedures: komt overeen met het scherm met instellingen van de proce-
dure :
• MIG-MAG : Combinatie materiaal/gas (Synergetische lasinstellingen), draaddiameter,
lasprocedure (Handmatig, Standaard, enz), module trekker.
3
• TIG : diameter van de elektrode
• MMA : sub-procedure (Standaard of Puls), type elektrode, anti-sticking, etc.
Energie : instellen van de energie-module, ontwikkeld voor het lassen met energie-
controle, ingeperkt door een LMB (zie hoofdstuk «ENERGY MODE»).
94
PULSEMIG 220 C / 220 C XL
:
NL
Video
1
2
3