Functies en bedieningselementen
Zie figuur 2 voor de locatie.
Gas-/chokehendel
(Choke-A-Matic)
De gas-/chokehendel regelt het motortoerental en de
choke (zie figuur 2). Zet de gas-/chokehendel in de stand
SNEL om het motortoerental te verhogen en in de stand
LANGZAAM om het motortoerental te verlagen. Werk altijd
met volgas. Zet de gas-/chokehendel in de stand CHOKE
om een koude motor te starten. bij een warme motor hoeft
de choke eventueel niet te worden gebruikt.
Koplampen
Met de verlichtingsschakelaar worden de koplampen van
de zitmaaier in- en uitgeschakeld.
Achteruitmaaioptie (RMO)
Dankzij de achteruitmaaioptie is het mogelijk om te maaien
(of andere hulpstukken te gebruiken die door de PTO wor-
den aangedreven) terwijl achteruit wordt gereden. Als u
ervoor kiest om achteruit te maaien of een ander hulpstuk
achterwaarts aan te drijven, draait u aan de RMO-sleutel
nadat de PTO is geactiveerd. Het LED-lampje licht op en
de bestuurder kan vanaf dat ogenblik achteruit maaien.
Telkens wanneer de PTO wordt gedeactiveerd moet de
RMO opnieuw worden geactiveerd, indien gewenst.
Aftakasschakelaar
Met de PTO-schakelaar (Power Take-Off schakelaar) wor-
den hulpstukken geactiveerd en gedeactiveerd die gebruik
maken van de PTO. Om de PTO te activeren, trekt u de
schakelaar OMHOOG. Duw de schakelaar naar BENEDEN
om de PTO te deactiveren. Merk op dat de bestuurder ste-
vig op de bestuurdersstoel van de zitmaaier moet zitten om
de PTO te laten werken.
Contact
Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en stopgezet; de
schakelaar kan in drie standen staan:
UIT
Stopt de motor en sluit het elektrische
systeem af.
AAN
Laat de motor draaien en activeert het
elektrische systeem.
START
Zwengelt de motor aan om hem te doen
starten.
OPM.: laat de contactschakelaar nooit in de stand AAN
("RUN") staan wanneer de motor niet draait – daardoor ont-
laadt de batterij.
Rempedaal
Wanneer u het rempedaal indrukt wordt de rem van de zit-
maaier geactiveerd.
12
Rijsnelheidspedalen
De vooruitrijsnelheid van de zitmaaier wordt geregeld
met het vooruitrijsnelheidspedaal. De achteruitrijsnelheid
van de zitmaaier wordt geregeld met het achteruitrijsnel-
heidspedaal.
Wanneer u een van de pedalen indrukt neemt de rijsnelheid
toe. Merk op dat hoe meer het pedaal wordt ingedrukt, hoe
sneller de zitmaaier rijdt.
Snelheidsregelaar
De snelheidsregelaar wordt gebruikt om de vooruitrijsnel-
heid te vergrendelen. De snelheidsregelaar heeft zes ver-
grendelposities.
Instelling van de maaihoogte
De maaihoogteregelhendel regelt de maaihoogte van het
maaidek. De maaihoogte van het maaidek kan op zeven
verschillende standen tussen 3,8 cm en 10,2 cm (1,5 en
4,0 in.) worden ingesteld.
Hendel om de positie van de bestuurdersstoel
aan te passen
De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven. Trek
aan de hendel, geef de stoel de gewenste plaats en laat de
hendel los om de stoel op die positie te vergrendelen.
Vrijgavehendel voor de transmissie
Met de vrijgavehendel voor de transmissie wordt de trans-
missie gedeactiveerd zodat de zitmaaier met de hand kan
worden voortgeduwd. Zie de sectie De maaier met de
hand duwen .
Brandstoftank
Naar links draaien om de dop te verwijderen.
Brandstofmeter
Geeft het peil van de brandstof in de tank weer.
Parkeerrem
De parkeerremknop wordt gebruikt om de parkeerrem in
te schakelen wanneer de zitmaaier stilstaat. Druk het rem-
pedaal volledig in en trek aan de knop om de parkeerrem te
activeren.