Olie controleren/bijvullen
Voordat u olie bijvult of het oliepeil controleert
•
Zet de motor waterpas.
•
Reinig rond de olievulopening.
1. Verwijder de peilstok (A, afbeelding 4) en veeg deze
met een schone doek af.
2. Installeer de peilstok en draai deze vast.
3. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil Het peil
dient ter hoogte van de markering VOL (B) op de peil-
stok te zijn.
4. Als het peil te laag is, vul dan langzaam olie bij via de
motorolievulopening (C). Vul niet teveel bij. Wacht na
het bijvullen van de olie één minuut en controleer het
oliepeil nogmaals.
OPM.: Voeg geen olie toe via de plug voor snel olie aftap-
pen (indien aanwezig).
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
Oliedruk
Als de oliedruk te laag is, zal een drukschakelaar
(indien aanwezig) de motor stoppen of een
waarschuwingsvoorziening activeren. Als dit gebeurt, stop
dan de motor en controleer het oliepeil met de peilstok.
Als het oliepeil tot onder de markering BIJVULLEN is
gedaald, moet u olie bijvullen tot aan de markering VOL.
Start de motor en controleer of de juiste druk aanwezig is
voordat u doorgaat.
Start de motor niet als het oliepeil tussen de markeringen
BIJVULLEN en VOL staat. Neem contact op met een
erkende dealer en laat het oliedrukprobleem verhelpen.
Aanbevolen brandstof
De brandstof moet aan deze eisen voldoen:
• Schone, verse, loodvrije benzine.
• Minimaal 87 octaan/87 AKI (91 RON). Zie hieronder voor
gebruik op grote hoogte.
• Benzine met tot 10% ethanol (gasahol) is toegestaan.
LET OP: Gebruik geen benzines die niet zijn goedgekeurd
zoals E15 en E85. Meng geen olie in de benzine en
pas de motor niet aan voor alternatieve brandstoffen.
Gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen beschadigt de
motoronderdelen en maakt de garantie ongeldig.
Voeg een brandstofstabilisator aan de brandstof toe om
het brandstofsysteem tegen gomvorming te beschermen.
Zie opslag. Niet alle brandstof is hetzelfde Verander
bij start- of prestatieproblemen van tankstation of merk.
Deze motor is gecertificeerd om op benzine te lopen.
Het emissieregelsysteem voor deze motor is EM (Engine
Modifications).
14
Grote hoogte
Op hoogtes van meer dan 1524 meter (5.000 feet) is benzine
met minimaal 85 octaan/85 AKI (89 RON) toegestaan. Voor
machines met carburator is afstelling voor werken op grote
hoogte noodzakelijk om aan de emissienormen te blijven
voldoen. Gebruik zonder deze afstelling leidt tot verminderde
prestaties, hoger brandstofverbruik en hogere emissies.
Raadpleeg een erkende Briggs & Stratton servicedealer
voor instructies over de afstelling voor grote hoogtes.
Het gebruik van de motor op hoogtes van minder dan
762 meter (2.500 feet) met de set voor grote hoogtes
wordt niet aanbevolen. Voor machines met elektronische
brandstofinspuiting (EFI) is geen afstelling voor werken op
grote hoogte nodig.
Brandstof bijvullen
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst
ontvlambaar en explosief.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of
dodelijk letsel veroorzaken.
Bij het toevoegen van brandstof
• Schakel de motor uit en laat de motor ten minste
gedurende 3 minuten afkoelen voordat u de
benzinedop verwijdert.
• Vul de brandstoftank buiten of in een goed
geventileerde ruimte.
• Vul de brandstoftank niet te veel. Vul de brandstoftank
niet tot boven de onderkant van de nek zodat de
brandstof kan uitzetten.
• Houd de brandstof uit de buurt van vonken,
open vlammen, waakvlammen, hitte en andere
ontstekingsbronnen.
• Controleer brandstofleidingen, tank, vuldop en
koppelingen regelmatig op barsten of lekken. Vervang
deze, indien noodzakelijk.
• Indien brandstof wordt gemorst, dient u te wachten tot
deze verdampt is voordat u de motor start.
1. Verwijder eventueel vuil rondom de benzinedop.
Verwijder de benzinedop (A, Afb. 5). Zie ook Functies
en bedieningselementen .
2. Vul de brandstoftank (B) met brandstof. Vul de
brandstoftank niet tot boven de onderkant van de nek
zodat de brandstof kan uitzetten (C).
3. Draai de tankdop weer vast.