3. Inbouw van het kinderzitje (rugwaarts gericht) op een stoel
achteraan in het midden
BELANGRIJK
3a
diagonale gordel worden gebruikt (goedgekeurd conform de UN-/ECE-richtlijn
nr. 16 of overeenstemmende normen).
BELANGRIJK
gebruiksaanwijzing en gespeci ceerd in de beveiligingsinstallatie voor kinderen.
Monteer
IN GEEN GEVAL
airbag uitgeruste passagiersstoel.
Regel de steunpoot op de kortste lengte af en plaats het kinderzitje in
rugwaartse richting centraal in het midden tussen de bestuurders- en
passagiersstoel en wel met de schommelvoet geleund tegen de rug van de
voorste stoel
3b
3c
3d
Trek de losse gordel van het zitje door het kinderzitje, om er voor te zorgen dat
deze gordel niet verdraaid is. Als de gordel strak zit, sluit u de sluiting op de
zijde van de gordelsluiting en let u er op, dat de heupgordel en de diagonale
gordel daardoor geborgd zijn
Sluit het gordelslot op de andere zijde en let er op, dat enkel de heupgordel
daardoor geborgd is
Let er op, dat de beide gordelsloten vergrendeld zijn.
Als het gordelslot nu in de positie ligt, die met een
3e
is en als het zitje niet correct bevestigd kan worden
op een andere stoel in de auto.
– Het kinderzitje MOET altijd met een heupgordel en een
– Gebruik geen andere draagpunten dan deze beschreven in de
een kinderzitje in rugwaartse richting op een met een
(Afb.
3a).
Open de beide sluitingen. Trek voldoende
heupgordel- en diagonale gordel-lengte
uit
(ca. 600-900
mm). Leid de gordel door
de geleiding van de gordelsluiting aan
de tegengestelde zijde van het slot en in
de gordeltunnel
(Afb.
3b). Er zijn twee
toegangsgleuven in de bekleding van het
zitje, om het invoeren van de gordel door
de gordeltunnel en onder de bekleding van
het zitje te vergemakkelijken
Afb.
3b).
Leid de gordel van het zitje door de
gordeltunnel, maak deze vast op de
andere zijde en steek de gordeltong in het
slot
(Afb.
3c).
(Inlassing in Afb.
3d).
(Afb.
3d).
als verkeerd gemarkeerd
(Afb.
3e), probeer het dan
3f
3h
3
1
(Inlassing in
2
4
3i
2
1
3j
100°
80°
Leg telkens een veiligheidsgordel zowel
3g
rond de bestuurdersstoel alsook rond
de passagiersstoel zoals afgebeeld op
(Afb.
3f).
Als uw auto een oog aan de glijrail
van de stoel bezit, kan deze alternatief
worden benut
BELANGRIJK
verankeringsgordels niet met
bagageriemen.
Wind de lusuiteinden van de veiligheidsgordels rond de voorste stoel en terug
1
zoals afgebeeld
(Afb.
3h). Leid de uiteinden van de veiligheidsgordels naar
de buitenzijde van de autostoel en geleid ze door de lussen
Als de steunpootbeugels naar voor wijzen en de gordels niet verdraaid
zijn, klikt u het gordelslot van de veiligheidsgordel vast in de tongen aan de
zijden van het kinderzitje
3
. Span de veiligheidsgordels aan, door de losse
uiteinden gelijkmatig naar beneden te trekken
Trek de steunpoot zo ver mogelijk weg van de rugzijde van het kinderzitje
1
(Afb.
3i). Laat de steunpoot tot op de bodem zakken en houd daarbij de
correcte hoek aan
2
. Verschuif de steunpoot en let er op, dat de steunpoot
geborgd is.
Let tenslotte er op, dat de veiligheidsgordels volledig zijn aangespannen,
door de losse uiteinden naar beneden te trekken
moet op vaste bodem steunen, met een hoek van 100° ten opzichte van de
horizontale stand
(Afb.
3j). Ze mag niet op de deksels van opbergvakjes of
dergelijke steunen. Gebruik de hoekmeter op de laatste pagina van deze
gebruiksaanwijzing om de hoek van de steunpoot ten opzichte van de bodem
te
controleren.
Controleer of het kinderzitje vast gemonteerd is, door het naar voor en naar
achter en heen en weer te bewegen. Staat het los of bevindt de steunpoot zich
niet in een hoek van 100° ten opzichte van de vloer, dan moet u het opnieuw
monteren, zodat het in de correcte hoek vastzit.
Plaats uw kind in het zitje zoals weergegeven op
9-25kg
(Inlassing in Afb.
3g).
– Monteer de
2
.
.
4
(Afb.
3j). De steunpoot
Afb.
5f.