7. Onderhoudsmethode
7.1. Controleren van bouten, moeren en schroeven
Om incidenten of storingen te voorkomen, moet u dagelijks alle bouten en moeren zorgvuldig controleren.
Controleer het hele aggregaat vóór iedere start en na ieder gebruik.
Trek alle bouten na waarop speling zou kunnen zitten.
Opgelet het opspannen van de cilinderkopbouten moet worden uitgevoerd door een specialist. Raadpleeg uw regionale verdeler.
7.2. Verversen van de motorolie
Neem de richtlijnen voor de bescherming van het milieu in acht (cf. § Bescherming van het milieu) en vang de olie op in een geschikte
opvangbak.
Plaats, bij een nog warme motor, een geschikte opvangbak onder de schroef voor het vervangen van de olie
(fig. A - punt 3 & fig. B - punt 1), en verwijder vervolgens de dop met peilstok voor bijvullen olie (fig. A - punt 2 & fig. B - punt 2) en
de schroef voor het verwijderen van de olie.
Nadat alle olie is verwijderd, draait u de schroef voor het verwijderen van de olie weer vast.
Oliereservoir vullen met de aanbevolen olie (cf. § Eigenschappen) en vervolgens het peil controleren (cf. § Oliepeil controleren).
De vuldop met peilstok voor het bijvullen van olie weer terugplaatsen en vastdraaien.
Controleer na het vullen of er geen lekken zijn, alle oliesporen verwijderen met behulp van een schone doek.
7.3. Vervangen van het oliefilter
Tap de motorolie af (zie § Verversen van de motorolie).
Verwijder de oliefilter (fig. B - punt 5) en gooi hem weg.
Reinig de drager van de oliefilter en smeer de afdichting van de filter in met schone motorolie.
Plaats een nieuwe oliefilter.
Draai de oliefilter met de hand vast totdat de afdichting goed aanligt en draai hem vervolgens nog ¾ tot 1 slag verder.
Giet de gespecificeerde hoeveelheid olie in de motor (zie § Karakteristieken).
Controleer het oliepeil (zie § Controle van het oliepeil) en ga na of er geen lek is.
7.4. Vervangen van het brandstoffilter
Gevaar
Sluit de brandstofkraan (fig. A - punt 6 & fig. C - punt 1).
Onthoud de richting waarin de brandstoffilter is gemonteerd (fig. C - punt 3).
Maak de twee klemmen los (fig. C - punt 2) en plaats de brandstoffilter. Vang de brandstof op in een passende bak.
Installeer een nieuwe brandstoffilter (respecteer de richting van de montage) en zorg ervoor dat deze goed is bevestigd met de
twee klemmen.
Open de brandstofkraan.
Nazien dat er geen lek is en elk spoor van brandstof uitwissen met een propere vod.
7.5. Reinigen van het luchtfilter
Nooit benzine of snel ontvlambare oplosmiddelen gebruiken voor de reiniging van de luchtfilter (risico op brand
of ontploffing).
Opgelet
Schroef de afstelknop los (fig. D - punt 1) en haal het deksel van de luchtfilter (fig. D - punt 2).
Leg de moer van de filterelementen (fig. D - punt 3) neer en verwijder ze om ze te reinigen:
Papieren onderdeel (fig. D - punt 4) :
1)
Sla met het onderdeel zachtjes en diverse keren tegen een harde oppervlakte om het teveel aan vuil te verwijderen.
OF : Stuur geperste lucht van binnen naar buiten door de filter.
Probeer het vuil nooit met behulp van een borstel te verwijderen.
2)
Vervang het papieren filterelement indien het erg vuil is.
Onderdeel in schuimrubber (fig. D - punt 5) :
1)
Was het onderdeel met een huishoudelijk schoonmaakproduct en warm water en spoel het daarna grondig.
OF : Was het in een niet ontvlambaar oplosmiddel of een middel met een hoog vlampunt. Laat het element grondig drogen.
2)
Dompel het element in schone motorolie en verwijder het teveel aan olie.
N.B. : De motor zal kort na de start roken indien te veel olie in het schuimrubber is achtergebleven.
Controleer nauwlettend of deze elementen niet gescheurd zijn en of er geen gaten in zitten. Vervang ze als ze beschadigd zijn.
Ga bij het monteren in omgekeerde volgorde te werk als bij het demonteren.
Niet roken, in de buurt van vlammen komen of vonken veroorzaken. Controleren dat er
geen lek is, ieder spoor van brandstof verwijderen en er zeker van zijn dat alle stoom is
verdampt voor u het stroomaggregaat aanzet.