ONDERDELEN VAN HET APPARAAT
Bedieningstoetsen
1
Aan/uit-toets
2
Toets voor lijnfunctie
3
Snelheids- en rotatietoets
4
Pijltoets links
5
Pijltoets rechts
Controle-indicatoren
6
Bedrijfsindicator
7
Waterpasindicator x-richting
8
Waterpasindicator y-richting resp. z-richting/verticale positie
9
Infraroodontvanger voor afstandsbediening
Onderdelen van het toestel
10 90°-afbuigprisma
11 Roterende magneetplaat voor afbuigprisma
12 Beweegbare rubberbalg
13 Draaggreep
14 Rubberen voeten
15 Statiefaansluiting
16 Voor de laserstraal Uitgang
17 Centreermarkeringen
INGEBRUIKNAME
Voor de eerste ingebruikname, mocht dit nog niet in de fabriek gebeurd
zijn, de batterijen of oplaadbare batterijen plaatsen. Wouten oplaadbare
batterijen gebruikt, eerst de batterijen opladen. Zie het betreffende
hoofdstuk.
Toestel horizontaal of verticaal op een stabiele ondergrond of met de
statiefaansluiting op een statief op de gewenste hoogte opstellen. Het toestel
herkent automatisch een horizontale of een verticale positie afhankelijk
van de positie van het toestel bij het inschakelen. Om de positie te wijzigen
moet het toestel uitgeschakeld worden, in de andere positie gebracht
worden en opnieuw ingeschakeld worden. Positiewijzigingen tijdens het
gebruik veroorzaken een waarschuwingssignaal.
Zorg ervoor dat het afbuigprisma 10 goed op de magneettegenplaat 11 zit.
Door op de aan/uit-toets 1 te drukken activeert u het toestel en de
bedrijfsindicator 6. Het automatisch nivelleren begint onmiddellijk. Om uit
te schakelen opnieuw op de toets drukken.
Tijdens het nivelleren staan de rotor en de laserstraal stil en de
waterpasindicators knipperen. Het toestel staat waterpas als de laserstraal
en de waterpasindicators 7 en 8 niet meer knipperen . De bedrijfsindicator
brand permanent.
Staat het toestel meer dan 8% schuin (zelfnivelleringsbereik), dan knipperen
laser en waterpasindicators 4 keer snel na elkaar. Dan het toestel
uitschakelen, opnieuw afstellen en opnieuw inschakelen.
Puntmode
Na het inschakelen van de laser en het automatisch nivelleren, bevindt het
toestel zich in de puntmode.
In deze mode wordt de hoogste zichtbaarheid bereikt omdat in
tegenstelling tot de draaiende straal de volledige laserenergie op één punt
geconcentreerd wordt. De laserspot wordt direct door het draaien van het
afbuigprisma 10 met de hand of met de toetsen 4 en 5 op de gewenste
plaats gericht.
In horizontale positie wordt de laserspot daarmee stapsgewijs naar rechts
of links (360°) verplaatst.
In verticale positie daarentegen kan de laserspot voor het eenvoudig
uitlijnen of parallel uitrichten door het indrukken van de toetsen 5 en 4
respectievelijk naar rechts of naar links worden verplaatst. Dit gebeurt
binnen een begrensd bereik van ±8% van de betreffende afstand.
Worden de toetsen langer ingedrukt, dan versnelt de verpaatsing.
41