Instructies voor veilig gebruik – DanLoad 6000
5.
Monteer de DanLoad 6000 op de
montagesteunen. Breng de M10x1,5-inbusbouten
aan. Draai de bouten aan met een aantrekkoppel
van 24 - 29 Nm.
6.
Installeer alle bekabeling naar de kaarten in
de kaartunit in de behuizing van de DanLoad 6000
en sluit ze aan. Zie Afbeelding 2.
7.
Op verschillende printplaten worden
instellingen met behulp van een of meer
bitkoppelingen (jumpers) gerealiseerd. Controleer
voordat u de DanLoad 6000 installeert of alle
jumpers in de juiste positie zijn geplaatst.
Controleer eerst de positie van de jumpers voordat
u het apparaat gaat configureren. Controleer de
jumperposities voordat u de voedingsspanning van
de DanLoad 6000 inschakelt of I/O-bekabeling
aansluit. Meer informatie over de
jumperinstellingen voor de kaarten vindt u in de
DanLoad 6000 Gebruikershandleiding
(Blad 3-9000-670).
8.
Gebruik de drie kabeldoorvoeren aan de
onderzijde van de behuizing om de kabels in de
behuizing van de DanLoad te leiden. Gebruik de
kabeldoorvoeren aan de linkerzijde van de
behuizing voor de AC-voeding en de
besturings-/statusbekabeling; gebruik de
kabeldoorvoeren aan de rechterzijde van de
behuizing voor de meetpulsbekabeling (als de
meetpulsbekabeling afgeschermd moet worden
van alle andere signaalbekabeling); gebruik de
kabeldoorvoer in het midden van het apparaat
voor gelijkstroombekabeling en
laagspanningssignaalbekabeling.
Van de drie kabeldoorvoeren:
•
hebben twee ervan M25 x 1,5 mm
aansluitingen met binnendraad.
•
heeft één ervan een M50 x 1,5 mm aansluiting
met binnendraad.
Gebruik voor de voedingsbekabeling AWG
14-kabel voor lengtes tot 75 m, AWG 12-kabel
voor lengtes tot 150 m en AWG 10-kabel voor
lengtes tot 300 m.
De seriële EIA-485 (RS-485) signaalbekabeling
moet met behulp van twee volledig afgeschermde
twisted pairkabels met een dikte van AWG 28 - 22
worden aangesloten
De seriële EIA-232 (RS-232) signaalbekabeling
moet met kabels met een dikte van AWG 28 - 18
worden aangesloten voor lengtes tot 15 m.
9.
Controleer elke ader en voorzie deze van een
label. Alle kabeluiteinden moeten eenduidig
worden gemarkeerd met een schuiflabel of
vergelijkbaar product. Gebruik bij voorkeur
kleurgecodeerde labels om de verschillende
spanningsniveaus aan te duiden en noteer de
naam van het betreffende signaal op het label.
10.
Sluit de aardverbindingen aan. Volg de
aanwijzingen in dit document en in de DanLoad
6000 Gebruikershandleiding (Blad 3-9000-670).
Houd u aan de voorschriften voor aarding van
voedings- en signaalbekabeling. Als de I/O- en
communicatiebekabeling in de fabriek is
geïnstalleerd, is deze reeds geaard. U bent
verantwoordelijk voor het aarden van de
voedingsbekabeling en de behuizing op een
externe aardleiding.
De twee aardingsaansluitingen in de behuizing
bevinden zich onderaan aan de voorzijde. Zie
Afbeelding 2. Sluit de aardingsaansluiting (groen)
van het chassis met een geïsoleerd koperdraad
aan op de aardingsklem.
De uitwendige aardingsaansluiting is een
aardingsklem linksonder (achteraan) op de
verstevigingsrib (gezien vanaf de achterzijde van
het apparaat). Sluit deze aardingsklem aan op een
9 m lange, 19 mm dikke, met koper beklede stalen
aardingspen.
De weerstand tussen de met koper beklede
aardingspen en de aarde mag niet groter zijn dan
25 ohm. Gebruik indien nodig meerdere
aardingspennen.
Opmerking: externe apparatuur
(zoals dataprinters of
terminalautomatiseringssystemen)
die aangesloten is op de DanLoad
6000, moet worden gevoed via
isolatietransformatoren om
aardlussen als gevolg van de intern
gedeelde veiligheids- en
chassisaarde tot een minimum te
beperken.
11.
Dicht de kabeldoorvoeren binnen een straal
van 450 mm van de behuizing af met
explosieveilige fittingen.
12.
Schakel de voedingsspanning in.
Het aansluitblok voor de installatiebekabeling
bevindt zich aan de voorzijde in de linker
benedenhoek van de behuizing. Zie Afbeelding 2.
Op de twee aansluitingen kan zowel 115 als 230
VAC worden aangesloten (zie het aangebrachte
label). Voor het aansluiten van kabels op dit
aansluitblok adviseren we vorkcontacten nummer
6 te gebruiken. Sluit, als het aansluitblok gelabeld
is voor115 VAC, de fasedraad aan op de
aansluiting HOT (L) en de nulleider op ACN (N).
Als het aansluitblok gelabeld is voor 230 VAC,
moet de ene ader op HOT (L) en de andere op
ACN (L) worden aangesloten.
Opmerking: de aansluiting op de
voedingsprintplaat voor een intern
verwarmingselement wordt niet
ondersteund voor de ATEX-versie.
Blad A6151
Pagina 3