NEDERLANDS
●
indien de waterkolomhoogte tussen pomp en het hoogste tappunt meer
dan 15 meter bedraagt, dan moet het apparaat zo in de persleiding
ingebouwd worden dat het hoogteverschil van max. 15 meter
aangehouden wordt. daarbij mag onder de WILO-Fluidcontrol echter
geen tappunt geïnstalleerd worden (afb. 3)
●
om trillingsoverdracht van de pomp op het waterleidingnet te voorkomen is
een flexibele aansluiting boven de WILO-Fluidcontrol aan te bevelen
5.2 Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING!
Gevaar voor stroomstoten!
De elektrische aansluiting dient door een plaatselijk erkend
elektrotechnisch installatiebedrijf overeenkomstig de geldende
voorschriften uitgevoerd te worden.
●
stroomsoort en spanning kontroleren
●
typeplaatje van de pomp in acht nemen
●
netaansluitkabel 3 x 1,5 mm
maximaal 9 mm)
●
om zeker te zijn van lekwaterbeveiliging en trekontlasting in de
kabeldoorvoer dient een aansluitkabel met de juiste buitendiameter
gebruikt te worden (bijv. 05 V V-F 3 (7) G 1,5 of AVMH-I 3 (7) x 1,5)
●
de aansluiting moet overeenkomstig afbeelding 4 worden uitgevoerd (zie
aansluitschema onder het klemmenkastdeksel)
●
netzijdige voorzekering: zie pomp, maximaal echter 10 A traag
●
aarding in acht nemen
●
indien noodzakelijk moet een veiligheidsschakelaar gebruikt worden
6
Inbedrijfname
De eventueel noodzakelijke instellingen en inbedrijfnamevoorwaarden van
de pomp zijn te lezen in de montage- en bedieningsvoorschriften van de
pomp. Voor het inbedrijf nemen van de installatie dient men erop te letten dat
de pomp voldoende kan aanzuigen resp. dat de pomp gevuld is.
Bij de eerste start, start de pomp voor 8 sekonden, daarna kan door de
resettoets in te drukken de pomp opnieuw gestart worden.
28 (55)
2
(kabeldiameter buitenzijde minimaal 6 mm,