Verhelpen van storingen
Storing
Vlamboog of kortslui-
ting tussen stroomtip
en gasmondstuk
Onrustige vlamboog
Bedieningspaneel is
volledig donker
Beschermgas ont-
breekt
Beschermgas wordt
niet uitgeschakeld
Aanvoer van be-
schermgas is ontoe-
reikend
Lasvermogen is ver-
minderd
Stekker van de mas-
sakabel wordt heet
Aanvoereenheid
heeft een verhoogde
draadslijtage
Verhelpen van storingen
Tab. 2:
10.13
Mogelijke oorzaak
Er heeft zich een spattenbrug
tussen stroomtip en gasspuit-
stuk gevormd
Stroomtip past niet bij de draaddi-
ameter of de stroomtip is versleten
Fase ontbreekt
Gasfles is leeg
Laspistool is defect
Drukregelaar is vuil of defect
Gasflesklep is defect
Gasklep is vuil of klemt
Verkeerde hoeveelheid be-
schermgas op de drukregelaar
ingesteld
Drukregelaar is vuil
Laspistool, gasslang is verstopt of lekt Controleren, eventueel vervangen
Door tocht wordt het bescherm-
gas weggeblazen
Fase ontbreekt
Het massacontact met het werk-
stuk is onvoldoende
Werkstukkabel niet goed in het
apparaat gestoken
Laspistool is defect
Stekker is niet door rechtsom-
draaien geborgd
Draadaanvoerrollen passen niet
bij de draaddiameter
Verkeerde aandrukkracht op
aanvoereenheid
Oplossing
Met geschikte speciale tang ver-
wijderen
Controleren, eventueel vervangen
Apparaat op een ander stopcon-
tact controleren. Voedingskabel
en netzekeringen controleren
Vervangen
Controleren, eventueel vervangen
Controleren, eventueel vervangen
Gasfles vervangen
Laspistool en het reduceerventiel ver-
wijderen, het gasventiel met perslucht
tegen de stroomrichting in uitblazen
Hoeveelheid beschermgas vol-
gens bedieningshandleiding in-
stellen
Diffusor controleren
Zorgen dat er geen tocht ontstaat
Apparaat op een ander stopcon-
tact controleren, de voedingskabel
en de netzekeringen controleren
Zorgen voor een blanke massa-
verbinding
Massastekker op het apparaat
door rechtsomdraaien borgen
Repareren of vervangen
Controleren
Juiste draadaanvoerrollen plaat-
sen
volgens bedieningshandleiding
instellen
- 125 -