PRESSOSTATO ARIA 5)(A)p. 12
D3854
(A)
MAXIMUM GASDRUKSCHAKELAAR 24)(A)p. 12
D66
(B)
MINIMUM GASDRUKSCHAKELAAR 6)(B)p. 22
D3855
(C)
(D)
1)
2)
D794
µA
10
RMG/M
D3843
11
4 - LUCHTDRUKSCHAKELAAR (A)
De luchtdrukschakelaar is differentieel verbon-
den, raadpleeg 1)(A), en wordt dus belast door
de onderdruk en de druk van de ventilator. De
brander kan zo ook functioneren in verbran-
dingskamers met onderdruk en met andere
modulatieverhoudingen:
MIN / MAX vermogens tot 1/6.
In dit geval moet de luchtdrukschakelaar niet
geregeld worden, en zijn werking wordt beperkt
tot de controle van de werking van de ventilator.
Opgelet: Het gebruik van een differentieellucht-
drukschakelaar is enkel toegelaten bij industri-
ële toepassingen en als de nationale normen
toelaten dat de luchtdrukschakelaar enkel de
werking van de ventilator controleert, zonder
grenswaarden voor het CO-gehalte.
Bij civiele toepassingen moet de leiding afkom-
stig van de aanzuiging van de ventilator verwij-
derd worden, raadpleeg 2)(A), en moet de
drukschakelaar als volgt geregeld worden.
Drukschakelaar aangesloten zoals in 2)(A):
De regeling van de luchtdrukschakelaar uitvoe-
ren nadat alle andere branderafstellingen
gedaan zijn, met de luchtdrukschakelaar afge-
steld op het begin van de schaal (A).
Verhoog de regelingsdruk wanneer de brander
aan het minimum vermogen werkt en draai
daarvoor het daarvoor bestemde knopje lang-
zaam in wijzerszin tot de brander vergrendelt.
Draai daarna het knopje met 20% van de afge-
stelde waarde linksom. Start de brander
opnieuw en controleer of de start normaal ver-
loopt. Als de brander opnieuw vergrendelt, draai
dan het knopje nog een klein beetje linksom.
Let op: volgens de norm moet de luchtdruk-
schakelaar beletten dat het CO-gehalte in de
verbandingsgassen boven 1% (10.000 ppm)
ligt. Breng om dit te controleren plaatst u een
rookgasanalysator in het rookkanaal, sluit traag
de aanzuigopening van de ventilator (b.v. met
een kartonnetje) en ga na of de brander ver-
grendelt alvorens het CO-gehalte in de verbran-
dingsgassen 1% overschrijdt.
5 - MAXIMUM GASDRUKSCHAKELAAR (B)
Regel de maximumgasdrukschakelaar na alle
andere afstellingen van de brander uitgevoerd
te hebben met de maximumgasdrukschakelaar
afgesteld op het einde van zijn schaal (B).
Verlaag de regelingdruk wanneer de brander
aan het maximumvermogen werkt en draai
daarvoor het daarvoor bestemde knopje lang-
zaam in tegenwijzerzin rond tot de brander ver-
grendelt.
Draai dan het draaiknopje 0,2 kPa (2 mbar)
rechtsom en herhaal het starten van de brander.
Als de stop van de brander opnieuw in werking
treedt, draai dan nogmaals 0,1 kPa (1 mbar)
rechtsom.
6 - MINIMUM GASDRUKSCHAKELAAR (C)
Voer de regeling van de minimum gasdrukscha-
kelaar uit nadat alle andere branderafstellingen
uitgevoerd zijn, met de gasdrukschakelaar afge-
steld op het begin van de schaal (C).
Verhoog de regelingsdruk wanneer de brander
aan het maximumvermogen werkt; draai daar-
voor het daarvoor bestemde knopje langzaam
rechtsom tot de brander vergrendelt.
Draai daarna 0,2 kPa (2 mbar) terug en herhaal
de start van de brander om de regelmatige wer-
king te controleren.
Als de stop van de brander opnieuw in werking
treedt, draai dan nogmaals 0,1 kPa (1 mbar)
linksom.
1 kPa = 10 mbar
ATTENZIONE
VLAMBEWAKING (C)
De brander heeft een ionisatiesysteem om de
aanwezigheid van de vlam te controleren. De
minimumstroom om de controledoos te doen
werken is 6 µA. De brander levert echter een
veel hogere stroom op, zodat geen enkele con-
trole vereist is. Wil men de ionisatiestroom toch
meten, ontkoppel dan de stekker-stopcontact
23)(A)p. 12 op de kabel van de ionisatiesonde,
en
plaats
een
microampèremeter
gelijkstroom met 100 µA onderaan de schaal.
Let op de polariteit!
voor