T - Snelkoppeling.
Sluit op deze koppeling de rode koelwaterslang
van de lastoorts aan.
U - Snelkoppeling.
Sluit op deze koppeling de blauwe koelwater-
slang van de lastoorts aan.
4.2
BEDIENINGEN OP HET ACHTERPANEEL VAN
DE UNIT
Q
R
S
Q- Aansluiting gasslang.
Hierop moet de gasleiding gasslang van de tussenkabel
worden aangesloten.
R - 14-polige connector.
Op deze connector moet de mannelijke 14-polige con-
nector van de tussenkabel worden aangesloten.
S - Aansluiting.
Met deze aansluiting moet de losse laskabelkoppeling
van de tussenkabel worden verbonden (positieve pool (+).
5
INWERKINGSTELLING
Monteer de lastoorts op de centraalaansluiting (A).
Controleer of de draaddiameter correspondeert met de
diameter die vermeld wordt op de draadaanvoerrol, en
monteer de rol draad. Controleer of de lasdraad door de
groef van de draadaanvoerrol loopt.
Alvorens de voedingskabel te verbinden met de stroom-
bron dient te worden nagegaan of de netspanning corre-
spondeert met de spanning van het lasapparaat, en of de
aarding deugdelijk is.
Schakel de stroombron in.
Haal het conische gasmondstuk van de lastoorts.
Schroef de contacttiphouder los.
Druk op de knop van de lastoorts en laat hem pas los als
de draad naar buiten komt.
Let op!! De lasdraad kan verwonding door perforatie ver-
oorzaken.
Richt de lastoorts nooit op lichaamsdelen wanneer de
lasdraad gemonteerd wordt.
Schroef de contacttiphouder terug en controleer of de
diameter van de contacttip gelijk is aan die van de
gebruikte draad.
Monteer het conische gasmondstuk.
37