Hoofdstuk 4 Bediening
4.1 Gebruikersnavigatie
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de SC1000-controller voor een beschrijving van het
toetsenpaneel en voor informatie over het navigeren.
4.2 De sensoreenheid configureren
1. Selecteer SENSOR SETUP (SONDE SETUP) > [selecteer sensor] > CONFIGURE
(CONFIGUREREN).
2. Selecteer een optie.
Optie
EDIT NAME (WIJZIG NAAM)
SCALE FACTOR
(SCHAALFACTOR)
SELECT UNITS (SELECT
EENHEID)
SIGNAL AVERAGE (GEM.
SIGNAAL)
LOG SETUP (INSTELLINGEN
LOG)
Beschrijving
Stelt de naam van de sensor in. De naam van de sensor
wordt weergegeven op het controllerdisplay en in de
logbestanden. De standaardnaam is de modelnaam
gevolgd door de laatste vier cijfers van het serienummer.
Past de PAK-meetwaarde aan met een
vermenigvuldigingsfactor (0,01 tot 5.00, standaard: 1,00).
PAK = gekalibreerde PAK × SCALE FACTOR
(SCHAALFACTOR)
Gebruik de instelling SCALE FACTOR (SCHAALFACTOR)
om aan te passen voor verstoringen of gevoeligheid voor
verschillende fluorescente soorten.
Stelt de meeteenheden die op het controllerdisplay en in
de logbestanden verschijnen. Opties: ppb, μg/L
(standaard), ppm of mg/L
Hiermee stelt u het aantal metingen in dat wordt gebruikt
voor het berekenen van de gemiddelde meetwaarde die
op het display wordt weergegeven. Opties: 1 (standaard)
tot 15.
Wanneer SIGNAL AVERAGE (GEM. SIGNAAL) is
ingesteld op 1, wordt signaalmiddeling uitgeschakeld.
Wanneer SIGNAL AVERAGE (GEM. SIGNAAL) is
ingesteld op 2 of meer, wordt een gemiddelde waarde
weergegeven op het display. De meting op het display is
bijvoorbeeld gelijk aan de laatste plus de vorige meting
gedeeld door 2 wanneer SIGNAL AVERAGE (GEM.
SIGNAAL) is ingesteld op 2.
Het signaalgemiddelde corrigeert voor
meetschommelingen die worden veroorzaakt door
luchtbellen en/of grotere deeltjes in het monster.
SENS INTERVAL (O2 INTERVAL)—Stelt het tijdsinterval
in waarbij de PAK-waarde (bijv. μg/L) wordt opgeslagen in
het gegevenslogboek. Opties: DISABLED
(DEACTIVEREN), 60 seconden, 1, 5, 10, 15 (standaard) of
30 minuten, 1, 2 or 6 uur. Het meetinterval is 60 seconden.
RAW INTERVAL (INTERVAL ONBEWERKT)—Stelt het
tijdsinterval in waarbij de onbewerkte sensorwaarde (mV)
wordt opgeslagen in het gegevenslogboek. Opties:
DISABLED (DEACTIVEREN), 60 seconden, 1, 5, 10,
15 (standaard) of 30 minuten, 1, 2 or 6 uur
Nederlands 215