Het is alleen mogelijk toegang te krijgen tot de bedrijfsparameters en ze te wijzigen wanneer het automatisch
systeem gesloten in de ruststand staat, het display moet de waarde "– –" weergeven.
Iedere keer dat toegang wordt verkregen tot de weergave/wijziging van de bedrijfsparameters, voert de be-
sturingseenheid bij de volgende OPEN-impuls een programmeringsprocedure uit, waarbij de openings- en
sluitingstijden worden herberekend. Tijdens de eerste opening voert het automatisch systeem geen vertragingen
uit.
0.. VERZOEK ONDERHOUD
Met deze functie kan worden ingesteld hoeveel cycli moeten worden uitgevoerd alvorens technische assistentie uit
te voeren. Als het ingestelde aantal cycli is bereikt, wordt dit gesignaleerd doordat na iedere sluitingsmanoeuvre de
waarschuwingslamp 5 seconden knippert, en het display van de besturingseenheid de waarde "AS" weergeeft. Om
het aantal cycli op nul te stellen moet handmatig worden gehandeld.
Deze functie geeft een signalering, maar verhindert de normale werking van het automatisch systeem niet.
Het scherm dat volgt op de parameter "U" toont het aantal uitgevoerde cycli, uitgedrukt in duizendtallen; bijvoorbeeld,
als "05" wordt afgelezen, betekent dit dat het automatisch systeem 5000 cycli heeft uitgevoerd. Het maximaal aantal
cycli dat de besturingseenheid kan tellen is 99000, als deze waarde wordt bereikt stopt de eenheid en moet de teller
met de hand op nul worden gesteld.
10.1.1. n
ulstelling aantal cycli
Om het aantal uitgevoerde cycli op nul te stellen moet als volgt worden gehandeld:
1.
Druk de knop P1 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de eerste parameter "A" wordt weergegeven.
2.
Loop door alle bedrijfsparameters tot het aantal uitgevoerde cycli wordt weergegeven.
3.
Druk de knoppen P1 en P2 van de afstandsbediening tegelijkertijd ongeveer 10 seconden in.
4.
Wanneer op het display de waarde "00" verschijnt is de waarde gewist.
5.
Druk nogmaals de toets P1 in, of wacht 60 seconden, om naar de normale werking terug te keren.
6.
Geef een OPEN-impuls om een cyclus te laten uitvoeren.
Voor de eerste inbedrijfstelling van de installatie moet de volgende procedure worden gevolgd:
1.
Schakel de voeding naar het automatisch systeem in en controleer of alle leds zich in de in paragraaf 8 beschre-
ven toestand bevinden.
2.
Controleer of het display de waarde "– –" weergeeft.
3.
Stel vervolgens de bedrijfsparameters in, zoals beschreven in paragraaf 10.
Geef, zodra de parameters zijn ingesteld, een OPEN/CLOSE-impuls door op een willekeurige op deze ingang aan-
4.
gesloten impulsgever te drukken, of met de radioafstandsbediening, als deze al in het geheugen is opgeslagen.
5.
De besturingseenheid begint met het OPENEN tot de eindschakelaar voor het openen is bereikt en op het display
de waarde "OP" wordt weergegeven.
Tijdens deze fase voert de besturingseenheid geen vertraging uit.
Als het automatisch systeem niet beweegt en het display de waarde "OP" weergeeft, betekent dit dat een
sluitingsmanoeuvre wordt uitgevoerd en de draden van de motor moeten worden omgedraaid. Geef een
RESET-commando door op de knop P5 te drukken, schakel de spanning uit en draai de op de klemmen 6 &
8 aangesloten draden om, schakel de voeding weer in en hervat de procedure vanaf punt 4.
1.
Als de eindschakelaar voor het openen is bereikt, begint, als de automatische sluiting is geactiveerd, de besturin-
gseenheid de pauzetijd af te tellen en geeft het display de waarde "tc" weer. Als de automatische sluiting niet is
geactiveerd, blijft het automatisch systeem stilstaan in afwachting van een nieuw OPEN/CLOSE-impuls, en geeft
het display de waarde "OP" weer.
2.
Als de ingestelde pauzetijd is verstreken, begint het automatisch systeem, met automatische sluiting of, na een
OPEN/CLOSE-impuls, zonder de automatische sluiting, de sluitingsmanoeuvre tot de eindschakelaar voor het sluiten
is bereikt. Het display geeft de waarde "CL" weer.
3.
Tijdens de sluitingsmanoeuvre voert de besturingseenheid de ingestelde vertraging uit.
4.
Als de sluitingsfase is beëindigd, geeft het display de waarde "– –" weer en is het automatisch systeem gereed
voor de normale werking.
Als de beschreven procedure begint met het automatisch systeem half of helemaal open, bijvoorbeeld na
een RESET-commando, voert de besturingseenheid ook tijdens de sluitingsmanoeuvre geen vertraging uit.
Geef het commando voor nog een cyclus en controleer of het automatisch systeem goed werkt.
Iedere keer dat toegang wordt verkregen tot de weergave van de bedrijfsparameters, of dat de elektrische
voeding wegvalt, voert de besturingseenheid tijdens de eerste cyclus automatisch de zelflerende procedure
van de bedrijfscyclus uit. Tijdens het leren van de bedrijfscyclus voert het automatisch systeem geen vertra-
gingen uit.
Op de besturingseenheid zitten twee beveiligingszekeringen, zie de lay-out. Als een van deze zekeringen moet worden
vervangen, houd u dan aan de specificaties in de volgende tabel:
Zekering
F1=T5A 250V 5x20
. INBEDRIJFSTELLING
2. BEVEILIGINGSZEKERINGEN
Beveiliging
Primaire wikkeling
transformator / Voeding
motor
86
Zekering
F2=T500mA 250V 5x20
Verlichting Indicatielampje
Beveiliging
Voeding accessoires /