4.2.3
Aansluiting en instelling van de optisch gekoppelde ingangen
De ingangen van de inverter zijn optisch gekoppeld, zie par 2.2.4 en 6.6.13 dit betekent dat de galvanische isolatie van de ingangen
ten opzichte van de inverter gegarandeerd is, ze dienen voor het activeren van de functies vlotter, hulpdruk, deactivering van het
systeem, lage druk op de aanzuiging. De functies worden gesignaleerd door de berichten F1, Paux, F3, F4. De functie Paux zorgt,
indien geactiveerd, dat het systeem onder druk wordt gebracht met de ingestelde druk, zie par 6.6.13.3. De functies F1, F3, F4
bewerkstelligen voor 3 verschillende oorzaken een uitschakeling van de pomp zie par 6.6.13.2, 6.6.13.4, 6.6.13.5.
Wanneer men een multi inverter systeem gebruikt, moeten de ingangen als volgt gebruikt worden:
de contacten die de hulpdrukwaarden realiseren, moeten in parallel op alle inverters worden doorgevoerd, zodat op alle
•
inverters hetzelfde signaal aankomt.
de contacten die de functies F1, F3, F4 realiseren kunnen zowel met onafhankelijke contacten voor iedere inverter, als met
•
een enkel, parallel op alle inverters doorgeschakeld contact worden aangesloten (de functie wordt alleen geactiveerd op
de inverter waar de bedieningsinstructie aankomt).
De parameters voor instelling van de ingangen I1, I2, I3, I4 maken deel uit van de gevoelige parameters, de instelling van één van
deze parameters op een willekeurige inverter zal dus leiden tot automatische uitlijning op alle inverters. Aangezien de instelling van
de ingangen niet alleen de keuze van de functie bepaalt, maar ook het soort polariteit van het contact, zal de functie
noodzakelijkerwijs op alle inverters worden gekoppeld aan hetzelfde type contact. Om deze reden moeten, wanneer voor iedere
inverter onafhankelijke contacten gebruikt worden (die gebruikt kunnen worden voor de functies F1, F3, F4), deze allemaal dezelfde
logica hebben voor de verschillende ingangen met dezelfde naam; oftewel, met betrekking tot eenzelfde ingang, of men moet voor
alle inverters normaal geopende contacten of normaal gesloten contacten aanleggen.
4.3
Parameters die gekoppeld zijn aan de multi inverter functionering
De multi inverter parameters die in een menu weergegeven kunnen worden, kunnen in de volgende types worden onderverdeeld:
Parameters die alleen gelezen kunnen worden
•
Parameters die alleen lokaal belangrijk zijn
•
Configuratieparameters multi inverter systeem op hun beurt onder te verdelen in
•
Gevoelige parameters
o
Parameters met facultatieve uitlijning
o
4.3.1
Parameters die belangrijk zijn voor de multi inverter
4.3.1.1
Parameters die alleen lokaal belangrijk zijn
Dit zijn parameters die per inverter verschillend kunnen zijn. In sommige gevallen is het zelfs noodzakelijk dat ze verschillend zijn.
Voor deze parameters is het niet toegestaan de configuratie tussen de verschillende inverters automatisch uit te lijnen. Bijvoorbeeld
in het geval van handmatige toekenning van de adressen, moeten deze parameters verplicht verschillend van elkaar zijn.
Lijst van de parameters met lokale betekenis voor de inverter
CT
Contrast
FP
Testfrequentie in handbediende modus
RT
Draairichting
AD
Adres
IC
Configuratie reserve
RF
Herstel fouten en waarschuwingen
4.3.1.2
Gevoelige parameters
Dit zijn parameters die in verband met de regeling op de hele keten moeten zijn uitgelijnd.
Lijst van de gevoelige parameters:
SP
Setpoint druk
P1
Hulpdruk ingang 1
P2
Hulpdruk ingang 2
P3
Hulpdruk ingang 3
P4
Hulpdruk ingang 4
FN
Nominale frequentie
RP
Drukvermindering voor herstart
FI
Debietsensor
FK
K factor
FD
Diameter van de leiding
FZ
Frequentie nuldebiet
NEDERLANDS
376