Positie 1 uitlijning langsgeleiding
1. Installeer de langsgeleiding in positie 1 en ontgrendel
de vergrendelhendel van de rails
beide lokatiepennen
29
bevinden die de langsgeleiding
ondersteunen op de voorste en achterste rails.
2. Draai de schroef van de achterste lokatiepen los en
stel de positie van de langsgeleiding in de groef op
de langsgeleiding af, totdat het oppervlak van de
langsgeleiding parallel aan het zaagblad staat. Meet
vooral vanaf het oppervlak van de langsgeleiding tot de
voor en achterzijde van het zaagblad, zodat uitlijning
is gewaarborgd.
3. Draai de plaatsingsschroef vast en herhaal de procedure aan
de linkerzijde van het zaagblad.
4. Controleer de aanpassing van de aanwijzer van
geleidingsschaal (Afb. J)
Positie 2 uitlijning langsgeleiding
1. Maak voor het uitlijnen van positie 2 langsgeleiding-
lokatiepennen
dat de positie 1-pennen zijn uitgelijnd,,
29
raadpleeg Positie 1 Uitlijninng Langsgeleiding.
2. Draai de positie 2 pennen los, en lijn de pennen uit, gebruik
de gaten van de zaagbladsteeksleutels als richtlijn voor de
plaatsing (Afb. O).
3. Draai de lokatiepennen vast (voor en achter).
De afkortschaalverdeling afstellen (Afb. A, J)
1. Ontgrendel de hendel van de railvergrendeling
2. Stel het zaagblad af in een hoek van 0° en verplaats de
langsgeleiding tot deze het zaagblad raakt.
3. Zet de hendel van de railvergrendeling vast.
4. Draai de schroeven van de aanwijzer van de
afkortschaalverdeling los
31
afkortschaalverdeling op nul (0). Zet de schroeven van de
indicator van de afkortschaalverdeling weer vast. De gele
afkortschaalverdeling (boven) geeft alleen een juiste aflezing
als de langsgeleiding is gemonteerd aan de rechterzijde
van het zaagblad en in positie 1 staat (voor nul tot 62 cm
afkorten), niet in de stand voor afkorten van 82,5 cm. De
witte schaalverdeling (onder) geeft alleen een juiste aflezing
als de langsgeleiding is gemonteerd aan de rechterzijde van
het zaagblad en in positie 2 staat (voor 20,3 cm tot
82,5 cm afkorten).
De schaalverdeling voor het afkorten geeft alleen een juiste
uitlezing wanneer de langsgeleiding is gemonteerd aan de
rechterzijde van het zaagblad.
Afstelling van de
railvergrendeling (Afb. A, K)
De railvergrendeling is in de fabriek afgesteld. Ga als volgt te
werk als u deze afstelling moet aanpassen.
1. Zet de hendel van de railvergrendeling
2. Maak aan de onderzijde van de zaag de borgmoer
3. Zet de zeskantige stang
34
vergrendelsysteem wordt ingedrukt, waardoor de gewenste
. Kijk waar zich de
5
.
5
en zet de aanwijzer van de
5
vast.
33
los.
vast tot de veer op het
spanning op de hendel van de railvergrendeling ontstaat.
Zet de borgmoer tegen de zeskantige stang weer vast.
4. Keer de zaag om en controleer dat de langsgeleiding niet
beweegt wanneer de vergrendelhendel is vastgezet. Als de
langsgeleiding nog los is, moet u de veer nog vaster zetten.
Aanpassing van de afschuinstop en de
aanwijzer (Afb. L)
1. Breng het zaagblad geheel omhoog door het wiel
de hoogteafstelling van het zaagblad naar rechts te draaien
tot het stopt.
2. Ontgrendel de hendel voor de afschuinvergrendeling
door deze omhoog en naar rechts te duwen. Draai de
schroef voor de schuine stop
3. Plaats het vierkante vlakke deel tegen de bovenzijde van de
tafel en tegen het zaagblad tussen tanden. Controleer dat
de hendel van de afschuinvergrendeling in de ontgrendelde
positie, dus omhoog, staat.
4. Stel met behulp van de hendel van de
afschuinvergrendeling de afschuinhoek af tot het zaagblad
vlak tegen het vierkant staat.
5. Zet de hendel van de afschuinvergrendeling vast door deze
omlaag te duwen.
6. Draai de nok van de afschuinstop
het lagerblok aanstaat. Draai de schroef voor de schuine
stop
36
vast.
7. Controleer de schaalverdeling voor de afschuinhoek. Als
de aanwijzer geen 0° aangeeft, draai de schroef
aanwijzer dan los en verplaats de aanwijzer naar de juiste
uitlezing. Zet de schroef van de aanwijzer weer vast.
8. Herhaal dit bij 45°, maar stel de aanwijzer niet af.
Afstelling van de verstekmeter (Afb. A)
Draai als u de verstekmeter
10
de gewenste hoek in en draai de knop vast.
Positie van lichaam en handen
Plaats uw lichaam en handen bij het bedienen van de tafelzaag
in de juiste positie, dat maakt het zagen gemakkelijker,
nauwkeuriger en veiliger.
WAARSCHUWING:
•
Plaats uw handen nooit in de buurt van
het zaaggebied.
•
Plaats uw handen niet op minder dan 150 mm
afstand van het zaagblad.
•
Houd uw handen niet kruislings.
•
Houd beide voeten stevig op de vloer en blijf goed
in evenwicht.
Voor ingebruikneming
WAARSCHUWING:
•
Installeer het geschikte zaagblad. Gebruik geen al te
versleten zaagbladen. De maximale rotatiesnelheid
van het gereedschap mag niet hoger zijn dan die van
het zaagblad.
nEDERLanDs
6
voor
7
36
los.
35
tot deze stevig tegen
37
van de
wilt afstellen, de knop los, stel
111