1) Neem een afstandsbediening die al op een van de � kanalen
(OPEN A of OPEN B) is opgeslagen�
�) Druk de knoppen P1 en P� tegelijkertijd in en houd ze ingedrukt
tot beide leds op de kaart beginnen te knipperen�
3) Beide leds zullen �� seconden lang langzaam knipperen�
�) Druk binnen �� sec� op de eerder in het geheugen opgeslagen
knop van de afstandsbediening om de zelflerende procedure
op het gekozen kanaal te activeren (OPEN A of OPEN B)�
��) De led op de kaart die bij het kanaal in de zelflerende fase
hoort knippert gedurende �� sec�, binnen welk tijdsbestek
de code van een andere afstandsbediening moet worden
verzonden�
6) De led blijft � seconde lang branden, waarmee wordt
aangegeven dat opslag heeft plaatsgevonden, om
vervolgens �� sec� lang te knipperen, gedurende welk tijdsbestek
andere afstandsbedieningen in het geheugen kunnen worden
opgeslagen, zoals aangegeven bij punt ��, om tot slot te doven�
12.3 Procedure voor het wissen van de afstandsbedieningen
1) Om ALLE codes van de ingevoerde afstandsbedieningen te
wissen hoeft enkel de knop OPEN A of OPEN B 10 sec� lang
ingedrukt te worden gehouden�
�) De led die bij de ingedrukte knop hoort knippert gedurende ��
sec�, om vervolgens de volgende �� sec� sneller te knipperen�
3) Beide leds blijven � sec� lang branden om vervolgens te
doven�
�) Laat de ingedrukte knop los op het moment dat beide leds
blijven branden�
Deze handeling kan NIET ongedaan worden gemaakt.
Alle codes van de afstandsbedieningen die als OPEN A en als
OPEN B in het geheugen zijn opgeslagen zullen worden gewist.
13 INBEDRIJFSTELLING
Controleer, nadat de installatie is beëindigd, of de deur
nergens in openbare ruimten komt zoals de stoep en/of de
straat.
Controleer de status van de ingangen van de apparatuur en
controleer of alle veiligheidsvoorzieningen op correcte wijze zijn
aangesloten (de bijbehorende leds moeten blijven branden)�
Voer een aantal volledige cycli uit om te controleren of het auto-
matische systeem en de daarop aangesloten accessoires goed
werken, en kijk daarbij met name naar de veiligheidsvoorzieningen
en de beknellingsbeveiliging van de aandrijving� Controleer of
het automatische systeem in staat is een obstakel op de grond
met een hoogte van ��0mm te detecteren�
Breng de stickers met de aanduiding van de ontgrende-
lingsmanoeuvre aan in de buurt van het automatische
systeem, en breng de sticker met het gevaarsignaal goed zichtbaar
vlakbij de deur of de bedieningsinrichting aan (Fig� 3�)�
Geef de klant de pagina "Gebruikersgids" en toon hoe het
automatische systeem werkt en hoe de aandrijving moet
worden ontgrendeld en vergrendeld, zoals aangegeven in
deze gids�
14 KABELS VALBEVEILIGING
Sluit de kabels van de valbeveiliging aan op het klepje aan de
achterkant en op de plafonnière (Fig� 33)�
15 ONDERHOUD
Controleer minstens ieder half jaar of de installatie goed
werkt, en kijk daarbij met name of de veiligheids- en
ontgrendelingsvoorzieningen goed werken�
Controleer iedere maand of de beknellingsbeveiliging goed
werkt en of hij in staat is een obstakel op de grond met een
hoogte van ��0mm te detecteren�
16
REPARATIES
De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot repa-
raties of andere directe ingrepen, en dient zich uitsluitend te
wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd GENIUS-personeel
of een erkend GENIUS-servicecentrum�
Fig. 32
Fig. 33