3. VOORBEREIDING VOOR OPLADEN
/!\ WAARSCHUWING
CORROSIEF ZWAVELZUUR.
3.1 Verwijder alle snoerwikkelingen en ontrol de kabels voordat u de acculader gebruikt.
3.2 Als het nodig is om de accu uit het voertuig te halen om hem op te laden, altijd de geaarde klem
eerst verwijderen. Zorg dat alle accessoires in het voertuig zijn uitgeschakeld om vonken te
voorkomen.
3.3 Maak de accupolen schoon voordat u de accu laadt. Zorg tijdens het schoonmaken dat zwevende
corrosiedeeltjes niet in contact komen met uw ogen, neus en mond. Neutraliseer het accuzuur met
natriumcarbonaat en water om zwevende corrosiedeeltjes te helpen elimineren. Uw ogen, neus of
mond niet aanraken.
3.4 Voeg gedestilleerd water toe aan elke cel totdat het accuzuur het niveau bereikt dat door de
accufabrikant is opgegeven. Niet te ver vullen. Bij een accu zonder afneembare celdoppen, zoals
klepgereguleerde loodzuuraccu's (VRLA), de oplaadinstructies van de fabrikant zorgvuldig opvolgen.
3.5 Zorg dat u alle instructies voor de oplader, accu, het voertuig en alle apparatuur die in de buurt
van de accu en oplader wordt gebruikt leest, begrijpt en opvolgt. Bestudeer bij het opladen alle
specifieke voorzorgsmaatregelen en de aanbevolen oplaadsnelheid van de accufabrikant.
3.6 Bepaal de accuspanning door de gebruikershandleiding van het voertuig te raadplegen.
3.7 Zorg dat de klemmen van de opladerkabel goed vastzitten.
3.8 Bij uw lader worden twee pennen geleverd waar de klemkabels omheen worden gewikkeld om ze
op te bergen. Om deze te installeren, de twee uitsteeksels uitlijnen met de twee openingen aan de
achterkant van de lader en duwen totdat u een klik hoort.
4. PLAATS VAN OPLADER
/!\ WAARSCHUWING
OPMERKING: Dit is een Klasse A-product enkel bestemd voor industrieel gebruik, voor gebruik met
professionele apparatuur met een totaal nominaal vermogen van meer dan 1 kW. In een
huishoudelijke omgeving kan dit product radiostoring veroorzaken, in welk geval de gebruiker
gepaste maatregelen moet nemen.
4.1 Plaats de oplader zo ver uit de buurt van de accu als de gelijkstroomkabels toestaan.
4.2 Plaats de oplader nooit recht boven de accu die wordt opgeladen; gassen uit de accu zullen de
oplader corroderen en beschadigen.
4.3 Plaats de accu niet boven op de oplader.
4.4 Zorg dat er nooit accuzuur op de oplader druipt terwijl u de relatieve dichtheid van de elektrolyt
afleest of de accu vult.
5. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU IN HET VOERTUIG IS GEÏNSTALLEERD
/!\ WAARSCHUWING
VEROORZAKEN. DOE HET VOLGENDE OM HET RISICO OP EEN VONK BIJ DE ACCU TE
VERMINDEREN:
5.1 Plaats de AC- en DC-kabel zodanig dat het risico op beschadiging door de motorkap, het portier
en bewegende of hete motoronderdelen wordt verminderd. OPMERKING: Als het nodig is om de
motorkap tijdens het opladen te sluiten, zorg dan dat de motorkap het metalen deel van de
accuconnectors niet raakt en de isolatie van de kabels niet doorsnijdt.
RISICO VAN CONTACT MET ACCUZUUR. ACCUZUUR IS EEN UITERST
RISICO OP EXPLOSIE EN CONTACT MET ACCUZUUR.
EEN VONK BIJ DE ACCU KAN EEN ONTPLOFFING VAN DE ACCU
81 / 115