Aansluiting en bediening
Hefinstructies
Het hefpunt moet gebruikt worden
zoals aangegeven in de volgende
tekening. De machine mag niet worden
opgetild wanneer er een gasfles is
aangesloten. (Zie tekening).
Til de machine niet op met de
handgreep.
Ga niet op de handgreep staan.
Afstellen van draadhaspelrem
De draadrem moet ervoor zorgen dat de draadhaspel voldoende
afremt om te voorkomen dat de draad van de haspel afloopt.
De remkracht is afhankelijk van het gewicht van de haspel en de
draadsnelheid. De fabrieksinstelling is 15 kg.
Afstellen:
•
Verwijder de regelknop door een
dunne schroevendraaier achter
de knop te plaatsen en deze er
vervolgens uit te duwen.
•
Stel de draadrem af door de
zelfborgende moer op de as van
de haspelhouder vaster of losser
te draaien.
•
Druk de knop terug.
Assembleren van onderdelen in de draadaanvoerunit
52
Kabel-afmetingen
Lasstroom
DC
200 A
35 mm²
300 A
50 mm²
400 A
95 mm² / 2x50 mm²
500 A
2x70 mm²
Lasproces
Afstand tot
werkstuk
MIG - IAC en puls
MIG - geen puls
a
Aansluiting laskabel bij MMA
De las- en aardkabel moeten worden aangesloten op resp.
de zitting + (10) en - (8). Raadpleeg de instructies van de
electrodenleverancier bij het selecteren van polariteit.
x4
PULS
35 mm²
70 mm²
95 mm² / 2x50 mm²
2x70 mm²
Totale kabellengte
van het lascircuit
(a+b)
(a+b+c)
10 m
20 m
30 m
60 m
b
c
Met behulp van de
kartelmoer op de
spanbout wordt de druk
op de transportrollen
dusdanig ingesteld,
dat een gelijkmatige
draadaanvoer wordt
bewerkstelligt zonder
vervorming van de draad.