5. MAAIEN VAN HET GRAS
De deflector optillen en de zak
van zeildoek (1) vastkoppelen
zoals blijkt uit de afbeeldingen.
Haak het verlengsnoer correct
vast zoals aangegeven.
De motor starten door op de
veiligheidsknop (2) te drukken
en door aan de bedienings-
hendel (1) te trekken.
Indien nodig de grasmaaier op-
heffen om de start van de mo-
tor te vergemakkelijken bij aan-
wezigheid van gras; uitsluitend
het voorste gedeelte van de
grasmaaier opheffen, ALLEEN
VOOR DE VEREISTE TIJD.
Tijdens het maaien dient u er-
voor te zorgen dat het elek-
trisch snoer zich altijd achter u
bevindt en aan die zijde van
het gazon die reeds gemaaid
is.
Het gazon zal er mooier uitzien als u het gras steeds op dezelfde hoogte
maait en in afwisselende richting.
Als u klaar bent met het maa -
ien, laat dan de bedieningshen -
del (1) los. Vervolgens EERST
de stekker uit het stopcontact
(2) nemen en DAAR NA het
snoer van de scha kelaar van
de grasmaaimachine (3) los-
koppelen.
Wachten totdat het snijsysteem
stil staat vóórdat u welke in-
greep dan ook verricht.
BELANGRIJK
Dit model is uitgerust met een thermische bescher-
ming van de motor, ter bescherming van de motor in geval de motor (of
het mes) stilvalt (of geblokkeerd wordt) tijdens de werking, om eender
welke reden.
• Functie: beschadigingen vermijden aan de motor wegens oververhit-
ting, te wijten aan een abnormaal gebruik.
• Tussenkomst van de bescherming: wanneer er zich een abnormale si-
tuatie voordoet, wordt de elektrische toevoer aan de motor onderbro-
ken.
Procedure die gevolgd moet worden bij het afspringen van de bescherming:
– de hendel van de schakelaar loslaten;
– het verlengsnoer loskoppelen;
– de oorzaken nagaan die het stilvallen van het mes veroorzaakt hebben
(de snijcarter reinigen);
– de machine in een koele omgeving laten afkoelen (van 30 minuten tot 60
minuten).
Voorzorgsmaatregelen bij het weer opstarten van de machine:
– verzeker u ervan dat het mes vrij kan draaien (draag hierbij bescher-
mende handschoenen);
– verzeker u van de veiligheidscondities in de omgevende zone (voorwer-
pen op het veld, personen of dieren in de nabijheid);
– het verlengsnoer verbinden;
– de schakelaar aanschakelen;
– als er zich geen abnormale situaties voordoen, zoals ongebruikelijke ge-
luiden, het werk hernemen.
5 NL