controle houden. Wanneer deze spanning, die
gemakkelijk kan opgenomen worden met een gewone
tester, de 14,4V bereikt voor de batterijen van 12V
(7,2V voor de batterijen van 6V en 28,8V voor de
batterijen van 24V) raadt men aan het opladen te
onderbreken.
Voor de modellen die dit voorzien, raadt men aan de
automatische functie "TRONIC" in te stellen.
Gelijktijdig opladen van meerdere batterijen
Dit soort operaties uiterst voorzichtig uitvoeren:
OPGELET; geen batterijen opladen met een verschillende
capaciteit, aflading en typologie.
Indien men meerdere batterijen tegelijkertijd moet
opladen, kan men beroep doen op verbindingen in "serie"
of in "parallel". Tussen de twee systemen is de verbinding
in serie aan te raden è omdat men op deze wijze de stroom
kan controleren die in iedere batterij stroomt en die
analoog zal zijn met diegene die door de ampèremeter
wordt aangeduid.
OPMERKING In geval van een verbinding in serie van
twee batterijen met een nominale spanning van 12V, raadt
men aan de deviator 12V/24V in de stand 24V te zetten
indien aanwezig.
EINDE OPLADEN
- De voeding van de acculader wegnemen en hierbij de
schakelaar (indien aanwezig) op OFF plaatsen en/of de
voedingskabel uit het contact van het net nemen.
- De zwarte tang van het opladen loskoppelen van het
chassis van de auto of van de negatieve klem van de
batterij (symbool -).
- De rode tang van het opladen loskoppelen van de
positieve klem van de batterij (symbool +).
- De batterijlader op een droge plaats opbergen.
- De cellen van de batterij terug sluiten met de speciaal
daartoe bestemde doppen (indien aanwezig).
START
Voordat men de start van het voertuig uitvoert, moet
men controleren of de batterij goed verbonden is met
de desbetreffende klemmen (+ en -) en in goede staat
is (niet gesulfoneerd en niet defect).
Nooit op geen enkele manier startoperaties van
voertuigen uitvoeren met de batterijen losgekoppeld
van de desbetreffende klemmen; de aanwezigheid
van de batterij is bepalend voor het elimineren van
eventuele te grote spanningen die gegenereerd
zouden kunnen worden als effect van de energie
opgehoopt in de verbindingskabels tijdens de
startfase.
Voor de start moet men de commutator (indien aanwezig)
of de deviator in de stand van start zetten aan de spanning
in overeenstemming met die van het te starten voertuig.
Het is absoluut noodzakelijk, voordat men aan de
startsleutel draait, een snelle oplading van 5-10 minuten
uit te voeren, dit zal de star t ten stelligste
vergemakkelijken. De snelle oplaadoperatie moet
zorgvuldig uitgevoerd worden met de batterijlader in
de stand van opladen en NIET van start.
De start zal gebeuren door te drukken op de drukknop van
de afstandsbediening (alleen voor driefasen)
De verdeelde stroom wordt aangeduid door de schaal van
de ampèremeter met groter vermogen.
OPGELET: Voordat men verdergaat moet men
aandachtig de waarschuwingen van de fabrikanten van de
voertuigen lezen!
- Controleren dat de voedingslijn beschermd is met
zekeringen of automatische schakelaars van de
overeenstemmende waarde aangeduid op de plaat met
het symbool (
- Teneinde verhittingen van de batterijlader te
voorkomen, moet men de startoperatie uitvoeren met
een NAUWKEURIG respect voor de cycli van
werk/pauze aangeduid op het toestel (voorbeeld:
START 3s ON 120s OFF-5 CYCLES). Bovendien niet
FIG.D
FIG. E
).
aandringen indien de motor van het voertuig niet start:
dit zou immers de batterij of zelfs de elektrische
uitrusting van het voer tuig er nstig kunnen
compromitteren.
5. BESCHERMINGEN (FIG. F)
De batterijlader P is uitgerust met een bescherming die
ingrijpt in geval van:
- Overbelasting
(excessieve stroomverdeling naar de
batterij).
- Kortsluiting (laadtangen met elkaar in contact
gebracht).
- Inversie van de polariteit op de klemmen van de batterij .
- In de toestellen voorzien van zekeringen is het verplicht
in geval van vervanging, analoge reserveonderdelen te
gebruiken die dezelfde waarde van nominale stroom
hebben.
OPGELET: De zekering vervangen met andere
stroomwaarden die verschillen van diegene
aangeduid op de plaat zou schade aan personen of
dingen kunnen veroorzaken. Omwille van dezelfde
reden moet men absoluut de vervanging van de
zekering vermijden met bruggen in koper of een ander
materiaal.
De operatie van de vervanging van de zekering moet
altijd uitgevoerd worden met de voedingskabel
LOSGEKOPPELD van het net.
Aandachtig tewerk gaan tijdens de vervanging van de
b a n d z e k e r i n g , i n d i e n
bevestigingsbouten goed vastdraaien.
6. NUTTIGE RAADGEVNGEN
- De positieve en negatieve klemmen schoonmaken van
mogelijke incrustaties van oxide teneinde een goed
contact van de tangen te garanderen.
- Absoluut vermijden de twee tangen in contact te
brengen wanneer de batterijlader P in het net is
ingeschakeld. In dit geval heeft men de verbranding van
de zekering.
- Indien de batterij waarmee men deze batterijlader P
wenst te gebruiken permanent ingeschakeld is op een
v o e r t u i g ,
o o k
onderhoudshandleiding van het voertuig raadplegen in
het gedeelte "ELEKTRISCHE INSTALLATIE" of
"ONDERHOUD". Bij voorkeur, voordat men overgaat tot
het opladen, de positieve kabel die deel uitmaakt van de
elektrische installatie van het voertuig loskoppelen.
- De spanning van de batterij controleren voordat men
deze verbindt met de batterijlader, men herinnert eraan
dat 3 doppen een batterij aan 6Volt onderscheidt, 6
doppen een aan 12Volt. In sommige gevallen kunnen er
twee batterijen zijn van 12Volt in serie, in dit geval is een
spanning vereist van 24Volt om beide accu's op te
laden. Controleren of ze dezelfde karakteristieken
hebben teneinde een onevenwicht bij het opladen te
voorkomen.
- Voordat men een startoperatie uitvoert, een snelle
oplading met een duur van enkele minuten uitvoeren: dit
zal de startstroom beperken, waarbij ook minder stroom
van het net wordt gevraagd. Men moet zich herinneren,
voordat de start van het voertuig wordt uitgevoerd, te
controleren of de batterij goed verbonden is met de
desbetreffende klemmen (+ en -) en of ze in goede staat
is (niet gesulfoneerd en niet defect).
Nooit op geen enkele manier startoperaties van
vo e r t u i g e n u i t vo e r e n m e t d e b a t t e r i j e n
losgekoppeld van de desbetreffende klemmen; de
aanwezigheid van de batterij is bepalend voor het
elimineren van eventuele te grote spanningen die
gegenereerd zouden kunnen worden als effect van
de energie opgehoopt in de verbindingskabels
tijdens de startfase.
- Indien de start niet plaatsvindt, niet aandringen, maar
enkele minuten wachten en de operatie van snel
opladen herhalen.
- De startoperaties moeten altijd utgevoerd worden met
een uitgeschakelde batterij, zie paragraaf START.
- 17 -
a a n w e z i g , d e
d e
i n s t r u c t i e -
e n / o f