❺ Probleemoplossing
• Wij verzoeken voordat u contact opneemt met uw dealer, enkele eenvoudige controles uit te
voeren in geval van storing met behulp van de volgende tabellen.
• Als het probleem aanhoudt, dient u contact op te nemen met uw dealer.
5.1 I Gedrag van de robot
• Meet opnieuw de lengte van de slang en controleer of deze overeenkomt met de vorm van
het zwembad, zie "2.4 I Aanpassen van de slanglengte".
• Controleer ti jdens de werking van de robot of de wartels en slangverbindingen vrij
ronddraaien.
De slang raakt in de
• Zorg ervoor dat de slang drijft . Plaats de eerste vlott er tegen de connector die aan de robot
war
is bevesti gd en plaats de vlott ers op 30 tot 90 cm.
• Controleer of de rotati esnelheid van het wiel tussen de 28 en 32 tpm ligt , zie "3.1 I Controleer
de opti male rotati esnelheid van het wiel".
• Spreid de slang over de gehele lengte uit in de zon, zodat deze terugkeert naar zijn
oorspronkelijke vorm.
• Controleer of de rotati esnelheid van het wiel tussen de 28 en 32 tpm ligt, zie "3.1 I Controleer
de opti male rotati esnelheid van het wiel".
De robot klampt
• Verwijder vuil uit de fi lterbakken en maak deze indien nodig schoon.
zich vast aan
• Zorg ervoor dat de slang drijft . Plaats de eerste vlott er tegen de connector die aan de robot
de treden en
is bevesti gd en plaats de vlott ers op 30 tot 90 cm.
andere obstakels
• Stel de voortstuwingsstraal af, zie "3.2 1 Aanpassing van de voortstuwingsstraal".
gedurende meer
• Verwijder alles dat de beweging van de robot kan belemmeren.
dan 3 minuten.
• Installeer een terugkeerklep, verkrijgbaar bij uw dealer. Mogelijk zijn er moeren en een
wartel nodig. Plaats de veiligheidsklep en de aangrenzende slangvlott er op een afstand van
1,8 tot 2,4 m van de robot.
De voortstuwstraal
• Controleer de positi e van de voortstuwingsstraal (zie "3.2 1 Aanpassing van de
spett ert sterk rond
voortstuwingsstraal") en pas indien nodig het debiet aan (zie "3.2.2 Aanpassing van het
het zwembad.
debiet van de voortstuwingsstraal").
• Meet opnieuw de lengte van de slang en controleer of deze overeenkomt met de vorm van
De robot reinigt niet
het zwembad, zie "2.4 I Aanpassen van de slanglengte".
het hele zwembad.
• Stel de voortstuwingsstraal in om de reinigingsdekking te verbeteren, zie "3.2 I Aanpassen
van de robotbeweging (indien nodig)".
• Controleer of de rotati esnelheid van het wiel tussen de 28 en 32 tpm ligt, zie "3.1 I Controleer
de opti male rotati esnelheid van het wiel".
De robot is traag,
• Verwijder vuil uit de fi lterbakken en maak deze indien nodig schoon.
lijkt minder krachti g
• Verwijder het vuil van de inlijnfi lterkorf en maak het indien nodig schoon, zie "4.2 I Reinigen
dan normaal of
van de inlijnfi lterkorf".
beweegt niet.
• Reinig de skimmerkorf, de pompkorf en de zwembadfi lter.
• Controleer de slangen en verbindingen op lekkage die waterverlies kan veroorzaken.
• Controleer of de rotati esnelheid van het wiel tussen de 28 en 32 tpm ligt, zie "3.1 I Controleer
de opti male rotati esnelheid van het wiel".
• Zorg ervoor dat de slang drijft . Plaats de eerste vlott er tegen de connector die aan de robot
is bevesti gd en plaats de vlott ers op 30 tot 90 cm.
De robot klimt niet
• Verwijder vuil uit de fi lterbakken en maak deze indien nodig schoon.
tegen de wanden
• Stel de voortstuwingsstraal in om de reinigingsdekking te verbeteren, zie "3.2 I Aanpassen
omhoog.
van de robotbeweging (indien nodig)".
• Voor gladde oppervlakken (tegels, glasvezel, enz.), vervangt u de twee achterbanden door
PosiTrax®-banden voor een betere grip (verkrijgbaar bij uw dealer), zie "1.2.2 Markering van
de robot" .
De robot hecht
heeft geen
voldoende
• Voor gladde oppervlakken (tegels, glasvezel, enz.), vervangt u de twee achterbanden door
grip op gladde
PosiTrax®-banden voor een betere grip (verkrijgbaar bij uw dealer), zie "1.2.2 Markering van
oppervlakken
de robot" .
(tegels, glasvezel,
enz ...)
NL
13