BELANGRIJK Gebruik nooit
hogedrukwaterstralen. Die zouden de
elektrische onderdelen beschadigen.
7.5 BOUGIE
Voor werkzaamheden aan de bougie, moet
men zich tot een Wederverkoper of een
geautoriseerd Dienstcentrum richten. Raadpleeg
de tabel onderhoud en de tabel identificatie
problemen voor ingrepen aan de bougie.
7.6 CARBURATOR
De carburator is afgesteld door de fabrikant.
Raadpleeg de tabel identificatie problemen
om na te gaan wanneer men op de
carburator moet ingrijpen (hfdst. 12).
7.7 MOEREN EN SCHROEVEN
VOOR BEVESTIGING
• Houd de schroeven en moeren goed
vastgedraaid, om er zeker van te zijn
dat de machine altijd veilig werkt
• Controleer regelmatig of de
bevestigingsmoeren van het uitlaatglijvlak
correct vastgeklemd zijn.
7.8 AS VAN DE TOEVOERSCHROEF
Om de rotatie van de toevoerschroef te
vergemakkelijken, raadt men aan de nipples
(afb. 18.A) van de as van de toevoerschroef
regelmatig in te vetten met een vetspuit.
Om in te vetten:
– Verwijder de splitbouten en de
veiligheidspinnen (afb. 18.B).
– Vet de nippels in (afb. 18.A) en verdraai
de toevoerschroef op de as enkele keren
zodat het vet binnenin de as kan lopen.
– Plaats de veiligheidspinnen en de
splitbouten weer op hun plaats (afb. 18.B).
8. STALLING
Wanneer de machine gedurende meer dan
30 dagen opgeborgen moet worden:
1. Ledig het toevoercircuit van de brandstof:
– Sluit de brandstofkraan (afb. 15.B).
– Start de motor van de machine
en laat deze draaien tot hij stopt
omdat de brandstof op is.
2. Ververs de motorolie indien dit niet reeds
in de laatste drie maanden gedaan werd.
3. Reinig de sneeuwruimer nauwkeurig.
4. Controleer of de sneeuwruimer geen
schade vertoont. Voer eventueel
de nodige herstellingen uit.
5. Indien de verf beschadigd is, moet men
bijverven om roestvorming te voorkomen.
6. Bescherm de metalen oppervlaktes
die aan roest blootgesteld zijn.
7. Berg de sneeuwruimer op in een
gesloten ruimte, indien mogelijk.
9. ASSISTENTIE EN HERSTELLINGEN
Deze handleiding verstrekt alle gegevens
die u nodig hebt om de machine te kunnen
gebruiken en om er op de juiste manier
eenvoudige onderhoudswerkzaamheden
aan te kunnen verrichten, die de gebruiker
zelf kan uitvoeren. Alle afstellingen en
onderhoudshandelingen die niet beschreven zijn
in deze handleiding moeten uitgevoerd worden
door uw Verkoper of in een gespecialiseerd
Centrum dat beschikt over de nodige kennis
en uitrustingen om de werken correct uit te
voeren, met respect voor het oorspronkelijk
niveau van veiligheid van de machine.
Handelingen die in niet geschikte structuren
of door onbekwame personen uitgevoerd
werden, doen elke vorm van garantie en
alle verplichtingen of aansprakelijkheid
van de Fabrikant vervallen.
• Enkel de geautoriseerde dienstencentra
mogen de herstellingen en
onderhoudsingrepen in garantie uitvoeren.
• De geautoriseerde dienstencentra gebruiken
enkel originele wisselstukken. De originele
wisselstukken en toebehoren werden
speciaal voor de machines ontwikkeld.
• Niet originele wisselstukken en toebehoren
zijn niet goedgekeurd, het gebruik van niet
originele wisselstukken en toebehoren
leidt tot verval van de garantie.
• Men raadt aan de machine eens per jaar
aan een geautoriseerd dienstcentrum toe te
vertrouwen voor het onderhoud, assistentie
en controle van de veiligheidsinrichtingen.
10. GARANTIEDEKKING
De garantie dekt alle defecten van het materiaal
en van de fabricatie. De gebruiker moet
aandachtig de aanwijzingen volgen die in de
bijgevoegde documentatie verschaft is.
De garantie geldt niet voor schade te wijten aan:
• Onvoldoende kennis van de
vergezellende documentatie.
• Onoplettendheid.
NL - 14